5. Periodicity and the electronic structure of atoms
§5.1 Light and the electromagnetic spectrum
Elektromagnetisch spectrum: Geeft aan welke golflengtes worden geabsorbeerd/uitgezonden.
Elektromagnetische energie: Een golf, gekarakteriseerd door:
1. Frequentie: Het aantal pieken in een gegeven tijd.
2. Golflengte: De afstand van de ene piek tot de andere piek.
3. Amplitude: De hoogte van de piek, gemeten vanaf het midden.
𝑐
𝜆=
𝑓
§5.2 Electromagnetic energy and atomic line spectra
Spectrum: Geeft aan welke golflengtes worden geabsorbeerd/uitgezonden. Is voor elk atoomsoort
verschillend elementen herkennen.
Atomen zenden licht uit als ze worden verwarmd of door een andere manier van energie toevoegen.
1 1 1
Balmer-Rydberg vergelijking: 𝜆 = 𝑅∞ [𝑚2 − 𝑛2 ]
m Soort licht
𝑚=1 Ultraviolet
𝑚=2 Zichtbaar licht
𝑚=3 Infrarood
§5.3 Particlelike properties of electromagnetic energy
- Energie van een foton hangt af van de frequentie, niet van de intensiteit van de lichtstraal.
𝐸 =ℎ∙𝑓
Foto-elektrisch effect: Licht maakt elektronen los uit een stuk metaal. Minimumfrequentie (kleur)
voor het losmaken van elektronen, zodat de aantrekkende kracht wordt overtroffen.
Kwantum: Hoeveelheid van massa en elektromagnetische energie.
§5.4 Wavelike properties of matter
Golf/deeltjes-dualisme: Kwantumobjecten die zich niet als deeltjes en ook niet als golven gedragen ,
maar een beetje van allebei.
ℎ
Broglie vergelijking: 𝜆 = 𝑚∙𝑣
§5.5 Quantum mechanics and the Heisenberg uncertainty principle
Bohr model: Model waarbij een waterstof atoom een kern is met een elektron die eromheen cirkelt.
De orbitalen hebben een specifieke energie. Faalt voor atomen met meer dan één elektron.
Schrödinger model: Het elektron beweegt zich als een golf, en niet als een deeltje.
Heisenberg onzekerheidsprincipe: Het is onmogelijk om precies te weten waar een elektron is en
hoe snel het elektron zich beweegt. Fotonen interacteren met een elektron verhogen de energie
van een elektron het elektron beweegt sneller.
ℎ
(∆𝑥)(∆𝑚 ∙ 𝑣) ≥
4𝜋
§5.6 Wave functions and quantum numbers
Kwantumnummers: De drie karakteristieken om een golf (elektron) te beschrijven.
Hoofdkwantumgetal n: In welke schil het elektron zit. Vertelt iets over de ruimte tot de kern.
𝑛 = 1, 2, 3, …
Nevenkwantumgetal l: In welke subschil zit het elektron (bepaalt de vorm), dus het soort ruimte.
𝑙 = 𝑛 − 1; 𝑛 − 2; 𝑛 − 3; … ; 0
§5.1 Light and the electromagnetic spectrum
Elektromagnetisch spectrum: Geeft aan welke golflengtes worden geabsorbeerd/uitgezonden.
Elektromagnetische energie: Een golf, gekarakteriseerd door:
1. Frequentie: Het aantal pieken in een gegeven tijd.
2. Golflengte: De afstand van de ene piek tot de andere piek.
3. Amplitude: De hoogte van de piek, gemeten vanaf het midden.
𝑐
𝜆=
𝑓
§5.2 Electromagnetic energy and atomic line spectra
Spectrum: Geeft aan welke golflengtes worden geabsorbeerd/uitgezonden. Is voor elk atoomsoort
verschillend elementen herkennen.
Atomen zenden licht uit als ze worden verwarmd of door een andere manier van energie toevoegen.
1 1 1
Balmer-Rydberg vergelijking: 𝜆 = 𝑅∞ [𝑚2 − 𝑛2 ]
m Soort licht
𝑚=1 Ultraviolet
𝑚=2 Zichtbaar licht
𝑚=3 Infrarood
§5.3 Particlelike properties of electromagnetic energy
- Energie van een foton hangt af van de frequentie, niet van de intensiteit van de lichtstraal.
𝐸 =ℎ∙𝑓
Foto-elektrisch effect: Licht maakt elektronen los uit een stuk metaal. Minimumfrequentie (kleur)
voor het losmaken van elektronen, zodat de aantrekkende kracht wordt overtroffen.
Kwantum: Hoeveelheid van massa en elektromagnetische energie.
§5.4 Wavelike properties of matter
Golf/deeltjes-dualisme: Kwantumobjecten die zich niet als deeltjes en ook niet als golven gedragen ,
maar een beetje van allebei.
ℎ
Broglie vergelijking: 𝜆 = 𝑚∙𝑣
§5.5 Quantum mechanics and the Heisenberg uncertainty principle
Bohr model: Model waarbij een waterstof atoom een kern is met een elektron die eromheen cirkelt.
De orbitalen hebben een specifieke energie. Faalt voor atomen met meer dan één elektron.
Schrödinger model: Het elektron beweegt zich als een golf, en niet als een deeltje.
Heisenberg onzekerheidsprincipe: Het is onmogelijk om precies te weten waar een elektron is en
hoe snel het elektron zich beweegt. Fotonen interacteren met een elektron verhogen de energie
van een elektron het elektron beweegt sneller.
ℎ
(∆𝑥)(∆𝑚 ∙ 𝑣) ≥
4𝜋
§5.6 Wave functions and quantum numbers
Kwantumnummers: De drie karakteristieken om een golf (elektron) te beschrijven.
Hoofdkwantumgetal n: In welke schil het elektron zit. Vertelt iets over de ruimte tot de kern.
𝑛 = 1, 2, 3, …
Nevenkwantumgetal l: In welke subschil zit het elektron (bepaalt de vorm), dus het soort ruimte.
𝑙 = 𝑛 − 1; 𝑛 − 2; 𝑛 − 3; … ; 0