Clinical epidemiology: The essentials
R.H. Flecther, S.W. Fletcher.
H2 Abnormality
- nominal data: nominale gegevens komen voor in categorie zonder een nauw verbonden orde.
Voorbeeld: bloedgroep & geslacht. Deze gegevens kunnen in categorieën worden geplaatst
zonder dat er misclassificatie ontstaat. Ze worden altijd in twee soorten categorieën verdeeld
zoals dood/levend, aanwezig/niet-aanwezig. Dit heet dichotomous.
- ordinal data: deze bevatten een nauw verbonden ordering. Bijvoorbeeld van klein naar groot of
van slecht naar fout. Maar de intervallen tussen deze categorieën is niet gespecificeerd.
- interval data: deze bevatten een nauw verbonden ordering waarbij de intervallen tussen de
categorieën gelijk zijn, ongeacht waar het nulpunt op een schaal is.
- continuous data: deze kunnen altijd gemeten worden. Bijvoorbeeld bloeddruk of
zuurstofgehalte.
- discrete data: deze kunnen alleen gemeten worden bij speciale waardes en worden dan
ook zo genoteerd. Bijvoorbeeld hoeveel zwangerschappen een vrouw heeft ondervonden
of hoeveel migraine aanvallen iemand per maand heeft.
- validity: is de benaming voor het meten van gegevens wat ook daadwerkelijk gemeten moet
worden. Een andere benaming is accuracy of nauwkeurigheid.
- individual questions —> items
- phenomena —> constructs
- content validity: is de mate waarin een bepaalde werkwijze of meting alle dimensies van het
onderwerp omvatten en dat van plan is te meten. Bijvoorbeeld het meten van pijn. Dat is content
validity als het de vragen naar pijn, soort pijn als brandend, stekend of kloppend. Maar niet de
vragen als jeuk, misselijkheid en tintelingen.
- construct validity: hoort bij een manier van meten dat heel erg samenhangt met andere
metingen die verondersteld zijn om hetzelfde ‘fenomeen’.
- criterion validity: de meting voorspelt meteen een observeerbaar ‘fenomeen’.
- reliability: betrouwbaarheid is de mate waarin herhaalde metingen van een stabiel verschijnsel,
door verschillende personen of instrumenten herhaald en op verschillende tijdstippen en
plaatsen, vergelijkbare resultaten bereiken.
- andere woorden hiervoor zijn: reproducibility en precision
- range: beperkt bereik van een meetinstrument.
- responsiveness: een meetinstrument laat gevoeligheid zien als de omstandigheden
veranderen, dan zullen de resultaten ook veranderen.
- interpretability: interpreteren. Het interpreteren van waardes kan een nadeel zijn. Daarom
moeten maatstaven of schalen een betekenis bij waardes hebben. Anders kunnen resultaten
verkeerd geïnterpreteerd worden.
- sampling fraction: een fractie van het geheel dat is opgenomen in de steekproef.
- frequency distribution: data wat wordt gemeten, wordt vaak in een figuur weergeven. Dit heet
de frequentieverdeling. Hierin in af te lezen wat de verschillenden waarden zijn, gemeten binnen
een bepaalde groep mensen.
R.H. Flecther, S.W. Fletcher.
H2 Abnormality
- nominal data: nominale gegevens komen voor in categorie zonder een nauw verbonden orde.
Voorbeeld: bloedgroep & geslacht. Deze gegevens kunnen in categorieën worden geplaatst
zonder dat er misclassificatie ontstaat. Ze worden altijd in twee soorten categorieën verdeeld
zoals dood/levend, aanwezig/niet-aanwezig. Dit heet dichotomous.
- ordinal data: deze bevatten een nauw verbonden ordering. Bijvoorbeeld van klein naar groot of
van slecht naar fout. Maar de intervallen tussen deze categorieën is niet gespecificeerd.
- interval data: deze bevatten een nauw verbonden ordering waarbij de intervallen tussen de
categorieën gelijk zijn, ongeacht waar het nulpunt op een schaal is.
- continuous data: deze kunnen altijd gemeten worden. Bijvoorbeeld bloeddruk of
zuurstofgehalte.
- discrete data: deze kunnen alleen gemeten worden bij speciale waardes en worden dan
ook zo genoteerd. Bijvoorbeeld hoeveel zwangerschappen een vrouw heeft ondervonden
of hoeveel migraine aanvallen iemand per maand heeft.
- validity: is de benaming voor het meten van gegevens wat ook daadwerkelijk gemeten moet
worden. Een andere benaming is accuracy of nauwkeurigheid.
- individual questions —> items
- phenomena —> constructs
- content validity: is de mate waarin een bepaalde werkwijze of meting alle dimensies van het
onderwerp omvatten en dat van plan is te meten. Bijvoorbeeld het meten van pijn. Dat is content
validity als het de vragen naar pijn, soort pijn als brandend, stekend of kloppend. Maar niet de
vragen als jeuk, misselijkheid en tintelingen.
- construct validity: hoort bij een manier van meten dat heel erg samenhangt met andere
metingen die verondersteld zijn om hetzelfde ‘fenomeen’.
- criterion validity: de meting voorspelt meteen een observeerbaar ‘fenomeen’.
- reliability: betrouwbaarheid is de mate waarin herhaalde metingen van een stabiel verschijnsel,
door verschillende personen of instrumenten herhaald en op verschillende tijdstippen en
plaatsen, vergelijkbare resultaten bereiken.
- andere woorden hiervoor zijn: reproducibility en precision
- range: beperkt bereik van een meetinstrument.
- responsiveness: een meetinstrument laat gevoeligheid zien als de omstandigheden
veranderen, dan zullen de resultaten ook veranderen.
- interpretability: interpreteren. Het interpreteren van waardes kan een nadeel zijn. Daarom
moeten maatstaven of schalen een betekenis bij waardes hebben. Anders kunnen resultaten
verkeerd geïnterpreteerd worden.
- sampling fraction: een fractie van het geheel dat is opgenomen in de steekproef.
- frequency distribution: data wat wordt gemeten, wordt vaak in een figuur weergeven. Dit heet
de frequentieverdeling. Hierin in af te lezen wat de verschillenden waarden zijn, gemeten binnen
een bepaalde groep mensen.