Samenvatting:
Mass Communication Theory – Mc Quail
Door Heidi Daniëls
Hoofdstuk 1: Introduction
Massacommunicatie > term die beging 20e eeuw werd bedacht om een nieuw sociaal fenomeen/belangrijk
kenmerk van de opkomende moderne wereld te beschrijven > industrialisatie, populaire democratie (strijd
tussen krachten van verandering/onderdrukking, conflicten tussen rijken en natiestaten).
Massamedia > een georganiseerd middel van openlijk communiceren; op afstand, een groot bereik in een korte
tijd > bleven diep betrokken bij trends en veranderingen in samenleving en cultuur, zowel op: persoonlijk niveau;
samenleving; ‘wereld-systeem’.
The early mass media: kranten, tijdschriften, fonogram, film, radio. Vanaf midden 20 e eeuw ook
televisie.
o De belangrijkste kenmerken hedendaags nog steeds hetzelfde:
Vermogen om de gehele bevolking snel en met veel dezelfde
informatie/meningen/entertainment te bereiken.
Universele fascinatie
Stimulatie van hoop en vrees in gelijke mate
De veronderstelde relatie tot bronnen van macht binnen de samenleving.
De aanname van grote impact/invloed.
o Wel veel veranderingen sindsdien >
Massacommunicatie is niet langer de enige manier tot
maatschappijbrede/wereldwijde communicatie > nieuwe technologieën als
alternatief potentieel netwerk van communicatie.
Nieuwe media: internet/mobiele telefoon: nieuwe vormen van inhoud en stroom op
hetzelfde moment. Verschillen met traditionele massamedia:
Meer uitgebreid, minder gestructureerd, vaak interactief,
particulier/geïndividualiseerd.
o Ondanks veranderingen, toch blijvende betekenis van massamedia in de hedendaagse
samenleving:
Politiek (debat; kanalen voor publiciteit en invloed)
Cultuur (culturele representatie en expressie)
Dagelijkse sociale leven (sociale identiteit)
Economie (internationale bedrijven domineren mediamarkt)
Belangrijkste thema’s van massa communicatie:
Time > wat gebeurt er, hoe lang; toegenomen snelheid; informatie
opslag voor later gebruik.
Place > geproduceerd binnen bepaalde locatie > weerspiegelt
kenmerken van die context; ‘delocalizing effect’ = het verbindt
plaatsen en verkleint onderlinge afstand.
Power > communicatie is frequent middel voor uitoefening van macht
(effectief of niet) > ondanks het vrijwillige karakter van de
aandacht ervoor, is er toch een kwestie van macht over het
publiek.
Social reality > De aanname dat we een ‘echte’ wereld bewonen van
materiële omstandigheden en gebeurtenissen, waarbij de
media deze werkelijkheid rapporteren of weerspiegelen (met
, verschillende mate van juistheid, volledigheid,
betrouwbaarheid). Het begrip ‘waarheid’ is moeilijk te
definiëren/beoordelen.
Meaning> De interpretatie van de ‘boodschap’/de inhoud (vanuit zender,
ontvanger of neutrale point of view).
Causation and determinism > Oorzakelijk verband – effect (veroorzaakt
massacommunicatie effect, of zijn ze het effect
van dieper gelegen sociale krachten?)
Mediation > Platforms voor het delen/circuleren van informatie en ideeën
Identity > Een gedeeld gevoel van verbondenheid met een cultuur,
maatschappij, plaats of sociale groepering > massamedia
worden geassocieerd met veel aspecten van
identiteitsvorming, onderhoud, binding > weerspiegelen sociale
verandering en leiden tot meer of minder integratie.
Cultural difference > Ondanks schijnbare wereldwijde gelijkenissen, toch
verschillend door invloed van verschillen in cultuur.
Governance > Bestuur: de wijze waarop de verschillende media
worden gereguleerd en gecontroleerd door wetten,
regels, gewoonten, codes, marktbeheer; voortdurende
evolutie in reactie op veranderingen in de technologie
en samenleving.
Specifieke zaken (problematisch of in geschil van de publieke arena): het belang van het onderwerp van media in
de samenleving en de mogelijke relevantie van de theorie bij behandeling van vragen omtrent:
Relations with politics and the state
Cultural issues
Social concerns
Normative questions
Economic concerns
4 dimensies en types van media theorie:
4 belangrijke benaderingen kunnen worden geïdentificeerd op basis van twee dimensies: media-centrisch vs.
maatschappij-centrisch en culturalist vs. materialist:
media-centrisch =massamedia als een primaire verhuizer in sociale verandering, voortgedreven door
ontwikkelingen in communicatietechnologie.
Veel aandacht voor specifieke inhoud van de media en mogelijke
gevolgen van verschillende soorten media (print, audiovisueel,
interactief, enz.).
Maatschappij-centrisch = media als weerspiegeling van politieke en economische krachten.
Culturalist = Theoretici wiens belang ligt op gebied van cultuur en ideeën.
Materialist = Theoretici die materiële krachten en factoren benadrukken.
, 4 types:
1. media-culturalist perspective = neemt het perspectief van de toeschouwer t.o.v.
een specifiek genre of voorbeeld van
mediacultuur.
Verkent de persoonlijke betekenis van de ervaring in
een bepaalde context.
Bijv. reality tv of sociale netwerken.
2. media-materialist approach = benadrukt de vormgeving van media-inhoud en
potentiële effecten, door de aard van het
medium te plaatsen in het licht van technologie,
sociale relaties en betrokken productie.
Invloed op specifiek organisatorische context en
dynamiek of productie.
3. social-culturalist perspective = In deze opvatting zijn media en media-ervaring
ondergeschikt aan diepere en machtige
krachten binnen de samenleving/het individu.
Sociale en culturele vraagstukken overheersen meer
dan politieke en economische.
4. social-materials perspective = meestal gekoppeld aan een kritische blik op
media-eigendom en –controle.
5 verschillende soorten theorieën die relevant zijn voor massacommunicatie:
1. Social scientific theory (sociaal-wetenschappelijk)
o Biedt algemene uitspraken over de aard, de werking en de gevolgen van massacommunicatie.
o Gebaseerd op systematische en objectieve waarneming van media en andere relevante bronnen +
op proef stellen middels methoden.
o Losjes georganiseerd, niet duidelijk geformuleerd, weinig consistent.
2. Cultural theory
o Culturele artefacten differentiëren op basis van een aantal criteria van kwaliteit.
o Meer divers van aard.
o Vraagt om duidelijke argumentatie, samenhang en consistentie
o Belangrijkste componenten zijn: imaginative (fantasierijke) and ideational (het ideaal)
3. Normative theory
o Hoe media zou moeten werken met maatschappelijke waarden/normen.
o Komt meestal voort uit een bredere sociale filosofie of ideologie van een bepaalde samenleving.
o Normatieve theorieën van een samenleving over haar eigen media meestal te vinden in wet- en
regelgeving, mediabeleid, ethische codes en de inhoud van het publieke debat.
4. Operational theory
o Operationele theorie > verwijst naar de praktische ideeën, gemonteerd en in de praktijk toegepast
door de media bij de uitvoering van hun eigen werk.
o Probeert oplossingen te vinden voor fundamentele taken > bijv. hoe nieuws te selecteren, hoe
publiek bedienen, hoe effectieve advertising ontwerpen, hoe binnen de grenzen van beperkingen
van maatschappij te blijven, wat zijn effectieve bronnen, enz.
o Op sommige punten overlap met normatieve theorie, bijv. op gebied van journalistieke ethiek en
gedragscodes.
5. Everyday theory
o Kennis die iedereen heeft vanuit persoonlijke ervaring met media.
Mass Communication Theory – Mc Quail
Door Heidi Daniëls
Hoofdstuk 1: Introduction
Massacommunicatie > term die beging 20e eeuw werd bedacht om een nieuw sociaal fenomeen/belangrijk
kenmerk van de opkomende moderne wereld te beschrijven > industrialisatie, populaire democratie (strijd
tussen krachten van verandering/onderdrukking, conflicten tussen rijken en natiestaten).
Massamedia > een georganiseerd middel van openlijk communiceren; op afstand, een groot bereik in een korte
tijd > bleven diep betrokken bij trends en veranderingen in samenleving en cultuur, zowel op: persoonlijk niveau;
samenleving; ‘wereld-systeem’.
The early mass media: kranten, tijdschriften, fonogram, film, radio. Vanaf midden 20 e eeuw ook
televisie.
o De belangrijkste kenmerken hedendaags nog steeds hetzelfde:
Vermogen om de gehele bevolking snel en met veel dezelfde
informatie/meningen/entertainment te bereiken.
Universele fascinatie
Stimulatie van hoop en vrees in gelijke mate
De veronderstelde relatie tot bronnen van macht binnen de samenleving.
De aanname van grote impact/invloed.
o Wel veel veranderingen sindsdien >
Massacommunicatie is niet langer de enige manier tot
maatschappijbrede/wereldwijde communicatie > nieuwe technologieën als
alternatief potentieel netwerk van communicatie.
Nieuwe media: internet/mobiele telefoon: nieuwe vormen van inhoud en stroom op
hetzelfde moment. Verschillen met traditionele massamedia:
Meer uitgebreid, minder gestructureerd, vaak interactief,
particulier/geïndividualiseerd.
o Ondanks veranderingen, toch blijvende betekenis van massamedia in de hedendaagse
samenleving:
Politiek (debat; kanalen voor publiciteit en invloed)
Cultuur (culturele representatie en expressie)
Dagelijkse sociale leven (sociale identiteit)
Economie (internationale bedrijven domineren mediamarkt)
Belangrijkste thema’s van massa communicatie:
Time > wat gebeurt er, hoe lang; toegenomen snelheid; informatie
opslag voor later gebruik.
Place > geproduceerd binnen bepaalde locatie > weerspiegelt
kenmerken van die context; ‘delocalizing effect’ = het verbindt
plaatsen en verkleint onderlinge afstand.
Power > communicatie is frequent middel voor uitoefening van macht
(effectief of niet) > ondanks het vrijwillige karakter van de
aandacht ervoor, is er toch een kwestie van macht over het
publiek.
Social reality > De aanname dat we een ‘echte’ wereld bewonen van
materiële omstandigheden en gebeurtenissen, waarbij de
media deze werkelijkheid rapporteren of weerspiegelen (met
, verschillende mate van juistheid, volledigheid,
betrouwbaarheid). Het begrip ‘waarheid’ is moeilijk te
definiëren/beoordelen.
Meaning> De interpretatie van de ‘boodschap’/de inhoud (vanuit zender,
ontvanger of neutrale point of view).
Causation and determinism > Oorzakelijk verband – effect (veroorzaakt
massacommunicatie effect, of zijn ze het effect
van dieper gelegen sociale krachten?)
Mediation > Platforms voor het delen/circuleren van informatie en ideeën
Identity > Een gedeeld gevoel van verbondenheid met een cultuur,
maatschappij, plaats of sociale groepering > massamedia
worden geassocieerd met veel aspecten van
identiteitsvorming, onderhoud, binding > weerspiegelen sociale
verandering en leiden tot meer of minder integratie.
Cultural difference > Ondanks schijnbare wereldwijde gelijkenissen, toch
verschillend door invloed van verschillen in cultuur.
Governance > Bestuur: de wijze waarop de verschillende media
worden gereguleerd en gecontroleerd door wetten,
regels, gewoonten, codes, marktbeheer; voortdurende
evolutie in reactie op veranderingen in de technologie
en samenleving.
Specifieke zaken (problematisch of in geschil van de publieke arena): het belang van het onderwerp van media in
de samenleving en de mogelijke relevantie van de theorie bij behandeling van vragen omtrent:
Relations with politics and the state
Cultural issues
Social concerns
Normative questions
Economic concerns
4 dimensies en types van media theorie:
4 belangrijke benaderingen kunnen worden geïdentificeerd op basis van twee dimensies: media-centrisch vs.
maatschappij-centrisch en culturalist vs. materialist:
media-centrisch =massamedia als een primaire verhuizer in sociale verandering, voortgedreven door
ontwikkelingen in communicatietechnologie.
Veel aandacht voor specifieke inhoud van de media en mogelijke
gevolgen van verschillende soorten media (print, audiovisueel,
interactief, enz.).
Maatschappij-centrisch = media als weerspiegeling van politieke en economische krachten.
Culturalist = Theoretici wiens belang ligt op gebied van cultuur en ideeën.
Materialist = Theoretici die materiële krachten en factoren benadrukken.
, 4 types:
1. media-culturalist perspective = neemt het perspectief van de toeschouwer t.o.v.
een specifiek genre of voorbeeld van
mediacultuur.
Verkent de persoonlijke betekenis van de ervaring in
een bepaalde context.
Bijv. reality tv of sociale netwerken.
2. media-materialist approach = benadrukt de vormgeving van media-inhoud en
potentiële effecten, door de aard van het
medium te plaatsen in het licht van technologie,
sociale relaties en betrokken productie.
Invloed op specifiek organisatorische context en
dynamiek of productie.
3. social-culturalist perspective = In deze opvatting zijn media en media-ervaring
ondergeschikt aan diepere en machtige
krachten binnen de samenleving/het individu.
Sociale en culturele vraagstukken overheersen meer
dan politieke en economische.
4. social-materials perspective = meestal gekoppeld aan een kritische blik op
media-eigendom en –controle.
5 verschillende soorten theorieën die relevant zijn voor massacommunicatie:
1. Social scientific theory (sociaal-wetenschappelijk)
o Biedt algemene uitspraken over de aard, de werking en de gevolgen van massacommunicatie.
o Gebaseerd op systematische en objectieve waarneming van media en andere relevante bronnen +
op proef stellen middels methoden.
o Losjes georganiseerd, niet duidelijk geformuleerd, weinig consistent.
2. Cultural theory
o Culturele artefacten differentiëren op basis van een aantal criteria van kwaliteit.
o Meer divers van aard.
o Vraagt om duidelijke argumentatie, samenhang en consistentie
o Belangrijkste componenten zijn: imaginative (fantasierijke) and ideational (het ideaal)
3. Normative theory
o Hoe media zou moeten werken met maatschappelijke waarden/normen.
o Komt meestal voort uit een bredere sociale filosofie of ideologie van een bepaalde samenleving.
o Normatieve theorieën van een samenleving over haar eigen media meestal te vinden in wet- en
regelgeving, mediabeleid, ethische codes en de inhoud van het publieke debat.
4. Operational theory
o Operationele theorie > verwijst naar de praktische ideeën, gemonteerd en in de praktijk toegepast
door de media bij de uitvoering van hun eigen werk.
o Probeert oplossingen te vinden voor fundamentele taken > bijv. hoe nieuws te selecteren, hoe
publiek bedienen, hoe effectieve advertising ontwerpen, hoe binnen de grenzen van beperkingen
van maatschappij te blijven, wat zijn effectieve bronnen, enz.
o Op sommige punten overlap met normatieve theorie, bijv. op gebied van journalistieke ethiek en
gedragscodes.
5. Everyday theory
o Kennis die iedereen heeft vanuit persoonlijke ervaring met media.
