1. Het is niet eenvoudig om de adolescentieperiode af te bakenen in de tijd. Voor de
beginleeftijd valt dat nog mee, als gemiddelde neemt men meestal tussen de 11 en
13 jaar. In de meeste geïndustrialiseerde samenlevingen varieert de overstap naar de
volwassenheid. Het boek geeft een algemene periode waarin de adolescentie
ongeveer in beslag neemt, namelijk:
A 11 tot en met 18 jaar
B 11 tot en met 20 jaar
C 12 tot en met 22 jaar
D 14 tot en met 24 jaar
2. Het begin van de adolecentie wordt gekenmerkt door twee belangrijke
fysiologische gebeurtenissen. De groeispurt en de seksuele rijping. De groeispurt
(lichaamsgroei) kenmerkt zich, volgens Craeynest (2013) door twee fases, namelijk
A de uitstrekfase en de breedtefase.
B de strekkingsfase en de vullingsfase.
C de lengtefase en de diktefase.
D de lengtefase en de obesitasfase
3. Aan het begin van de adolescentie verandert het lichaam zo snel disharmonisch
dat het lichaamsschema, dat in de schoolperiode vrijwel perfect overeenkwam met
de reële lichaamsverhoudingen, niet vlug genoeg mee evolueert. Dit is te merken aan
A de fijne motoriek.
B de stunteligheid die je vaak kunt merken bij jonge adolescenten.
C het conreet-operationele denken.
D seksuele rijping
4. Cognitieve ontwikkeling
Vanaf de adolescentie begint de mogelijkheid te ontstaan om, op een
wetenschappelijke manier te denken: het formeel-operationele denken. het zal nog
wel even duren voordat een jonge adolescent dit nieuwe denken zich eigen gaat
maken. Volgens Piaget begint deze fase namelijk met een duik naar het:
A cognitieve
B equilibrium
C abstracte denken
D disequilibrium
5. Cognitieve ontwikkeling:
Terwijl een schoolkind in zijn denken vertrekt vanuit de bestaande realiteit, kunnen
adolescenten in hypothesen denken, dat zijn...
Page 1 of 2