Samenvatting InBusiness Commercieel niveau 3&4 Leerwerkboek - Marketing examen samenvatting

Marketing Examenstof samenvatting

1.1 Soorten producten
Fysiek product: verzameling van fysieke eigenschappen van een
product
Uitgebreid product: Het uitgebreid product beschrijft de fysieke, niet-tastbare voordelen &
psychologische voordelen die het product voor de consument nog aantrekkelijker moeten
maken.
Totaal product: Het product dat men koopt, aangevuld met elementen als installatie,
service, garantie, en dergelijke

1.2 Productmix
 Het product zelf
 Prijs
 Assortiment
 Merk
 Verpakking
 Service en garantie
 Kwaliteit

1.3 Functies van verpakkingen
 Beschermen van het product
 Handig voor transport
 Informatief, info over het product op de verpakking zetten
 Herkenbaarheid vergroten
 Aandacht trekken
 Verkoop stimuleren
 Houdbaarheid verlengen

1.4 Verschillende goederen
1. Convenience goods: gemaksprodructen waarvoor de consument weinig
koopinspanningen verricht. (levensmiddelen)
2. Shopping goods: hier wil de consument iets meer moeite voor doen. Ze gaan
rondkijken en vergelijken. (kleding en schoenen)
3. Specialty goods: hier wil de consument veel moeite voor doen. Vaak zijn dit dingen
die je niet vaak aanschaft. (auto)
4. Unsought goods: onbekende goederen of goederen die mensen liever niet kopen,
maar soms wel moeten kopen. (uitvaartpolis)
5. Verbruiks goederen: goederen die maar voor een bepaalde tijd gebruikt kunnen
worden.
6. Gebruiks goederen: een product dat voor een lange tijd gebruikt kan worden.
7. Substitutie goederen: goederen die je door elkaar kan laten vervangen. (koffie en
thee)
8. Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen. (koffie, melk)


1

, 1.5 Kenmerken van diensten
 Ontastbaarheid: je kunt ze niet vastpakken
 Heterogeniteit: moeilijk te standaardiseren. De kwaliteit is dus moeilijk te meten.
 Vergankelijkheid: een dienst is er zolang hij wordt aangeboden.
 Interactieve consumptie: zowel de dienstverlener als de klant tijdens de levering van
de dienst veel met elkaar aan het communiceren zijn.
 Gelijktijdigheid van productie en consumptie: het gelijk gebruiken als je een dienst
koopt.

1.6 Soorten assortiment
 Breedte
 Diepte
 Hoogte
 Consistentie

 Breedte: aantal verschillende soorten artikelen dat wordt verkocht. (Supermarkt)
 Diepte: het aantal verschillende artikelen binnen een artikelgroep. (Kaaswinkel)
 Hoogte: het gemiddelde prijsniveau van de producten in het assortiment (Aldi laag,
Albert Heijn hoog)
 Consistentie: de samenhang van verschillende producten binnen verschillende
productgroepen.

1.7 van line extension, trading up, trading down, brand extension,
joint promotion of (ingredient) co-branding.
 Line extension: het gebruiken van een bestaand merknaam voor nieuwe producten
in de productcategorie.
 trading up: artikelen met een hogere waarde worden toegevoegd aan het
assortiment
 trading down: producten met een lagere waarde worden toegevoegd aan het
assortiment
 brand extension: er komen nieuwe producten onder dezelfde merknaam. Een
watermerk gaat bijv. onder dezelfde naam vruchtensappen verkopen.
 joint promotion of (ingredient) : promotie opgezet door 2 merken waarbij er tijdelijk
voordeel voor de consument wordt geboden.
 Co-branding: samenwerking tussen merken om een nieuw merk te maken

1.8 Soorten merken
 Fabrikantenmerk: een merk is van een bepaalde fabrikant.
 A merk: merkartikel met een hoge bekendheid, hoge prijs en een hoge geografische
verkrijgbaarheid.
 B merk: beperkte verkrijgbaarheid, lage bekendheid en lagere prijs
 C-merk: lage prijs en nog beperkter verkrijgbaar dan een B-merk
 Huismerk: een merk van bijvoorbeeld een supermarkt waardoor zij onafhankelijk zijn
van de fabrikant.
 Private label: een winkelketen met een eigenmerk


2