HC Bloeddruk meten.
De druk in een arterie varieert bij elke hartslag
– Systole = bovendruk
– Diastole = onderdruk
Er zijn verschillende meetmethoden:
– Direct (invasief) (Naald in arterie)
– Indirect (niet-invasief) (Bloeddrukmeter (icm stethoscoop))
Je doet de band van de bloedrukmeter zo om dat de pijl ongeveer op de arterie zit.
Je voelt bij de pols of de hartslag klopt, nu pomp je de band op tot dat je de hartslag niet meer
voelt kloppen en dan nog een pompje erbij (160)
Er zijn 5 intensiteiten
- Toon 1 = systole
- Toon 5 = diastole
Geen toon indien arterie volledig open of gesloten is.
Testomstandigheden
- Patiënt moet minimaal 5 minuten zitten
- Tussen twee metingen moet minimaal 5 minuten zitten
- Op praktijktoets: 15 seconden wachten en de proefpersoon met de vingers laten
wiebelen.
De druk in een arterie varieert bij elke hartslag
– Systole = bovendruk
– Diastole = onderdruk
Er zijn verschillende meetmethoden:
– Direct (invasief) (Naald in arterie)
– Indirect (niet-invasief) (Bloeddrukmeter (icm stethoscoop))
Je doet de band van de bloedrukmeter zo om dat de pijl ongeveer op de arterie zit.
Je voelt bij de pols of de hartslag klopt, nu pomp je de band op tot dat je de hartslag niet meer
voelt kloppen en dan nog een pompje erbij (160)
Er zijn 5 intensiteiten
- Toon 1 = systole
- Toon 5 = diastole
Geen toon indien arterie volledig open of gesloten is.
Testomstandigheden
- Patiënt moet minimaal 5 minuten zitten
- Tussen twee metingen moet minimaal 5 minuten zitten
- Op praktijktoets: 15 seconden wachten en de proefpersoon met de vingers laten
wiebelen.