Samenvatting anatomie en
fysiologie, een inleiding
Hoofdstuk 2: Het moleculaire organisatieniveau
Leerdoelen:
1. Een atoom beschrijven en uitleggen welke invloed de atoomstructuur heeft op de
interactie tussen atomen.
2. De mechanismen vergelijken waarop atomen met elkaar reageren om moleculen en
verbindingen te vormen.
3. Een onderscheid maken tussen de 3 belangrijkste soorten chemische reacties die van
belang zijn bij het bestuderen van de fysiologie.
4. De belangrijke rol van enzymen bij de stofwisseling beschrijven.
5. Een onderscheid maken tussen organische en anorganische verbindingen.
6. Verklaren op welke wijze de chemische eigenschappen van water het leven mogelijk
maken.
7. De pH-schaal en de rol van buffers in lichaamsvloeistoffen beschrijven.
8. De functies van zuren, basen en zouten beschrijven.
9. De structuur en functies van koolhydraten bespreken.
10. De structuur en functies van lipiden bespreken.
11. De structuur en functies van eiwitten bespreken.
12. De structuur en functies van nucleïnezuren bespreken.
13. De structuur en functies van energierijke verbindingen bespreken.
14. De relatie tussen chemische stoffen en cellen verklaren.
Paragraaf 2.1 – Atomen zijn de elementaire deeltjes van materie
Atomen bestaan uit protonen, neutronen en elektronen:
- Protonen positieve elektrische lading
- Neutronen neutrale lading
- Elektronen negatieve elektrische lading
Atoomgetal: aantal protonen in een atoom
Isotoop: atomen van een element met een afwijkend aantal neuronen.
Paragraaf 2.2 – Chemische bindingen zijn krachten die ontstaan door
interacties tussen atomen
Moleculen: chemische structuren die meerdere atomen bevatten. Worden bij elkaar
gehouden door gedeelde elektronen.
Verbinding: chemische stof die bestaat uit atomen van 2 of meer verschillende elementen in
een vaste verhouding, ongeacht het type binding waarmee ze onderling verbonden zijn.
Ionbindingen: chemische bindingen die ontstaan door de chemische aantrekkingskracht
tussen anionen (-) en kationen (+).
Covalente binding: binding waardoor een molecuul bij elkaar wordt gehouden.
- Apolaire covalente binding: elektrisch neutrale bindingen
- Polaire covalente binding: binding die bestaat uit een ongelijke verdeling van
moleculen met ladingsverschil.
1
fysiologie, een inleiding
Hoofdstuk 2: Het moleculaire organisatieniveau
Leerdoelen:
1. Een atoom beschrijven en uitleggen welke invloed de atoomstructuur heeft op de
interactie tussen atomen.
2. De mechanismen vergelijken waarop atomen met elkaar reageren om moleculen en
verbindingen te vormen.
3. Een onderscheid maken tussen de 3 belangrijkste soorten chemische reacties die van
belang zijn bij het bestuderen van de fysiologie.
4. De belangrijke rol van enzymen bij de stofwisseling beschrijven.
5. Een onderscheid maken tussen organische en anorganische verbindingen.
6. Verklaren op welke wijze de chemische eigenschappen van water het leven mogelijk
maken.
7. De pH-schaal en de rol van buffers in lichaamsvloeistoffen beschrijven.
8. De functies van zuren, basen en zouten beschrijven.
9. De structuur en functies van koolhydraten bespreken.
10. De structuur en functies van lipiden bespreken.
11. De structuur en functies van eiwitten bespreken.
12. De structuur en functies van nucleïnezuren bespreken.
13. De structuur en functies van energierijke verbindingen bespreken.
14. De relatie tussen chemische stoffen en cellen verklaren.
Paragraaf 2.1 – Atomen zijn de elementaire deeltjes van materie
Atomen bestaan uit protonen, neutronen en elektronen:
- Protonen positieve elektrische lading
- Neutronen neutrale lading
- Elektronen negatieve elektrische lading
Atoomgetal: aantal protonen in een atoom
Isotoop: atomen van een element met een afwijkend aantal neuronen.
Paragraaf 2.2 – Chemische bindingen zijn krachten die ontstaan door
interacties tussen atomen
Moleculen: chemische structuren die meerdere atomen bevatten. Worden bij elkaar
gehouden door gedeelde elektronen.
Verbinding: chemische stof die bestaat uit atomen van 2 of meer verschillende elementen in
een vaste verhouding, ongeacht het type binding waarmee ze onderling verbonden zijn.
Ionbindingen: chemische bindingen die ontstaan door de chemische aantrekkingskracht
tussen anionen (-) en kationen (+).
Covalente binding: binding waardoor een molecuul bij elkaar wordt gehouden.
- Apolaire covalente binding: elektrisch neutrale bindingen
- Polaire covalente binding: binding die bestaat uit een ongelijke verdeling van
moleculen met ladingsverschil.
1