Erasmus School of Law
RF 49: schenk-, erf-, overdrachtsbelasting en estate planning
Uitwerking casusposities hoorcollege
Casuspositie 1: artikel 10 en artikel 7 SW 1956
Peter, weduwnaar, heeft op 54-jarige leeftijd een beursgenoteerde effectenportefeuille met
een waarde van (omgerekend) EUR 575.000 – onder de last van een levenslang
vruchtgebruik ten behoeve van hemzelf – aan zijn destijds 27-jarige dochter Annemiek
geschonken. Annemiek heeft destijds (omgerekend) EUR 18.000 aan schenkbelasting
voldaan.
In 2016 komt Peter op 72-jarige leeftijd te overlijden, met achterlating van zijn dochter
Annemiek als enig erfgename. De effectenportefeuille is dan waard EUR 2.700.000. De
nalatenschap van Peter bedraagt EUR 625.000.
Berekend de door Annemiek verschuldigde erfbelasting
Uitwerking casuspositie 1
- Annemiek is enig erfgenaam en verkrijgt krachtens erfrecht EUR 625.000 (artikel 1-1-
1 SW 1956 jo. artikel 5-1 SW 1956.)
- Artikel 10 SW 1956 is van toepassing op de effectenportefeuille, want (i) vader had
genot tot zijn overlijden, (ii) Annemiek heeft verkregen ten laste van vermogen van
vader, krachtens (iii) een rechtshandeling (schenking), waarbij (iv) vader partij was.
Fictief erfrechtelijke verkrijging is EUR 2.700.000.
- Totale belaste verkrijging van Annemiek is EUR 3.325.000.
- Annemiek heeft recht op een vrijstelling van EUR 20.148 (32-1-4-c SW 1956).
- Na aftrek van deze vrijstelling is erfbelasting verschuldigd over EUR 3.304.852,
derhalve EUR 648.779.
- Op de verschuldigde erfbelasting mag op grond van artikel 7-2 SW de eerder door
Annemiek betaalde schenkbelasting in mindering worden gebracht (EUR 18.000).
- Op grond van artikel 7-3 mag voorts een enkelvoudige rente van 6% over het bedrag
van EUR 18.000 in mindering worden gebracht, e.e.a. berekend over een periode
van 18 jaar. Derhalve EUR 19.440 (18.000 * .06 * 18).
- Totaal verschuldigd derhalve EUR 611.339 (648.779 -/- 18.000 -/- 19.440).
RF 49: schenk-, erf-, overdrachtsbelasting en estate planning
Uitwerking casusposities hoorcollege
Casuspositie 1: artikel 10 en artikel 7 SW 1956
Peter, weduwnaar, heeft op 54-jarige leeftijd een beursgenoteerde effectenportefeuille met
een waarde van (omgerekend) EUR 575.000 – onder de last van een levenslang
vruchtgebruik ten behoeve van hemzelf – aan zijn destijds 27-jarige dochter Annemiek
geschonken. Annemiek heeft destijds (omgerekend) EUR 18.000 aan schenkbelasting
voldaan.
In 2016 komt Peter op 72-jarige leeftijd te overlijden, met achterlating van zijn dochter
Annemiek als enig erfgename. De effectenportefeuille is dan waard EUR 2.700.000. De
nalatenschap van Peter bedraagt EUR 625.000.
Berekend de door Annemiek verschuldigde erfbelasting
Uitwerking casuspositie 1
- Annemiek is enig erfgenaam en verkrijgt krachtens erfrecht EUR 625.000 (artikel 1-1-
1 SW 1956 jo. artikel 5-1 SW 1956.)
- Artikel 10 SW 1956 is van toepassing op de effectenportefeuille, want (i) vader had
genot tot zijn overlijden, (ii) Annemiek heeft verkregen ten laste van vermogen van
vader, krachtens (iii) een rechtshandeling (schenking), waarbij (iv) vader partij was.
Fictief erfrechtelijke verkrijging is EUR 2.700.000.
- Totale belaste verkrijging van Annemiek is EUR 3.325.000.
- Annemiek heeft recht op een vrijstelling van EUR 20.148 (32-1-4-c SW 1956).
- Na aftrek van deze vrijstelling is erfbelasting verschuldigd over EUR 3.304.852,
derhalve EUR 648.779.
- Op de verschuldigde erfbelasting mag op grond van artikel 7-2 SW de eerder door
Annemiek betaalde schenkbelasting in mindering worden gebracht (EUR 18.000).
- Op grond van artikel 7-3 mag voorts een enkelvoudige rente van 6% over het bedrag
van EUR 18.000 in mindering worden gebracht, e.e.a. berekend over een periode
van 18 jaar. Derhalve EUR 19.440 (18.000 * .06 * 18).
- Totaal verschuldigd derhalve EUR 611.339 (648.779 -/- 18.000 -/- 19.440).