a. bevat alle schulden van dat bedrijf.
b. bevat dezelfde zaken als een financieringsbegroting.
c. is gelijk aan de debetzijde van de (openings)balans.
2. Wat behoort tot de vaste activa?
a. Voorraad handelsgoederen
b. Computers
c. Hypothecaire geldlening
3. Welke uitspraak is juist?
Vlottende activa zijn activa die:
a. meer dan één productieproces meegaan.
b. niet tot vermogensbehoefte leiden.
c. in principe binnen 1 jaar kunnen worden omgezet in liquide middelen.
4. Het positieve eindbedrag (saldo) van de exploitatiebegroting noemen we:
a. winst.
b. toename liquide middelen.
c. financieringstekort.
5. De omzet bedraagt € 600.000,- in 2013. Daarvan is 60% op rekening, gelijk verdeeld over het
jaar, met 3 maanden krediet.
Hoeveel wordt ontvangen (van de omzet) in 2013?
a. € 270.000,-
b. € 360.000,-
c. € 510.000,-
6. Er is in 2013 inventaris aangeschaft voor € 60.000,- en 50% daarvan wordt pas in 2014
betaald. Er wordt in 10 jaar met gelijke bedragen per jaar afgeschreven.
Voor 2013 wordt hiervan als kosten op de exploitatiebegroting vermeld:
a. € 3.000,-
b. € 6.000,-
c. € 63.000,-
7. Onderneming X begint op 1 december 2012. Omzet 2013 = € 1.200.000,- per jaar, helemaal op
rekening en gelijkmatig over het jaar verdeeld. Omzet december 2012 = € 90.000,-. De klanten
ontvangen 2 maanden krediet, zij maken daar gebruik van.
Welk bedrag komt er als opbrengsten op de exploitatiebegroting 2013?
a. € 1.090.000,-
b. € 1.200.000,-
c. € 1.290.000,-
8. Eigen vermogen op 1 januari 2013 bedraagt € 400.000,-. Het eigen vermogen op 31 december
2013 bedraagt € 425.000,-
Wat is juist?
a. Saldo exploitatieoverzicht bedraagt positief € 25.000,-.
b. Saldo liquiditeitsoverzicht bedraagt positief € 25.000,-.
c. Er is een lening afgesloten van € 25.000,-.