Bi – H7 - Evolutie
7.1 ONTSTAAN VAN DE MENS
Schepping en evolutietheorieën
- Creationisme: geloof in bovennatuurlijke schepper. Weerhield mensen ervan te denken over:
- Evolutie: ontwikkeling van het leven op aarde.
- Paleontologie: wetenschap die fossiele resten of sporen van organismen bestudeert.
- Catastrofetheorie: grote natuurramp is oorzaak van uitsterven van organismen in bepaald gebied .
vervolgens was er weer een nieuwe schepping, met nieuwe soorten.
- Evolutietheorie: theorie die ontwikkeling van leven op aarde verklaart.
- Lamarck: organismen geeft aanpassingen door aan zijn nakomelingen.
- Darwin: in populatie leiden verschillen in eigenschappen en leefomgeving tot hoge selectiedruk:
invloed van omgeving op overlevingskansen van individuen.
- ‘Survival of the fittest’: individuen die het best aan hun omgeving zijn aangepast, hebben meer
kans om in ‘stuggle for life’ te overleven. Ze krijgen meer nakomelingen dan minder goed
aangepaste soortgenoten.
- Neodarwinistische theorie; theorie van Darwin aangevuld met wetenschappelijke ontdekkingen
over DNA en mutaties.
Theorieën over de evolutie van de mens + het begon in Afrika
- Bipedi: lopen op twee benen.
- ‘out of Africa’-hypothese: hypothese die oorsprong van mens uit Afrika verklaart.
- Migratiepatronen: patronen van migratie van voorouder van huidige bevolkingsgroepen.
- Onderzoekers delen mensen in in haplogroepen, gebaseerd op overeenkomsten in haplotype.
- Y-chromosomale Adam: gemeenschappelijke mannelijke voorouder op basis van Y-chromosoom.
- Mitochondriale Eva: gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder op basis van mtDNA.
7.2 ONTSTAAN VAN NIEUWE SOORTEN
De omgeving selecteert
- Veranderingen in selectiedruk, zorgen dat andere eigenschappen in het voordeel zijn,
eigenschappen die eerder gunstig waren nemen weer af in de populatie.
- Darwin werkte op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten een belangrijke voorwaarde is
bij proces van natuurlijke selectie. Wetenschappers ontdekte dat mutaties in DNA en recombinatie
van erfelijk materiaal door geslachtelijke voortplanting voor grote variatie zorgen.
Samen evolueren
- Er ontstaat een soort evenwicht tussen investeringskosten (energie) en opbrengst (overlevingskans)
als het gaat om aanpassingen en hun effectiviteit.
- co-evolutie: evolutie waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en gezamenlijk evolueren.
Gesplitste populaties
- Allopatrische soortvorming: evolutie van soorten door splitsen van populatie door een barrière.
- Verschillende selectiedruk in beide gebieden, kan leiden tot andere mix aan eigenschappen.
- Verschillen kunnen zo groot worden dat individuen elkaar niet meer herkennen als soortgenoten
of dat er geen vruchtbare nakomelingen meer ontstaan.
- Sympatrische soortvorming: evolutie van soorten doordat individuen binnen hetzelfde gebied zich
uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep. Als gevolg van:
- Seksuele selectie: selectie die plaatsvindt bij het uitkiezen van een sekspartner binnen eigen
soort. Heeft invloed op allelenmix van nakomelingen.
7.1 ONTSTAAN VAN DE MENS
Schepping en evolutietheorieën
- Creationisme: geloof in bovennatuurlijke schepper. Weerhield mensen ervan te denken over:
- Evolutie: ontwikkeling van het leven op aarde.
- Paleontologie: wetenschap die fossiele resten of sporen van organismen bestudeert.
- Catastrofetheorie: grote natuurramp is oorzaak van uitsterven van organismen in bepaald gebied .
vervolgens was er weer een nieuwe schepping, met nieuwe soorten.
- Evolutietheorie: theorie die ontwikkeling van leven op aarde verklaart.
- Lamarck: organismen geeft aanpassingen door aan zijn nakomelingen.
- Darwin: in populatie leiden verschillen in eigenschappen en leefomgeving tot hoge selectiedruk:
invloed van omgeving op overlevingskansen van individuen.
- ‘Survival of the fittest’: individuen die het best aan hun omgeving zijn aangepast, hebben meer
kans om in ‘stuggle for life’ te overleven. Ze krijgen meer nakomelingen dan minder goed
aangepaste soortgenoten.
- Neodarwinistische theorie; theorie van Darwin aangevuld met wetenschappelijke ontdekkingen
over DNA en mutaties.
Theorieën over de evolutie van de mens + het begon in Afrika
- Bipedi: lopen op twee benen.
- ‘out of Africa’-hypothese: hypothese die oorsprong van mens uit Afrika verklaart.
- Migratiepatronen: patronen van migratie van voorouder van huidige bevolkingsgroepen.
- Onderzoekers delen mensen in in haplogroepen, gebaseerd op overeenkomsten in haplotype.
- Y-chromosomale Adam: gemeenschappelijke mannelijke voorouder op basis van Y-chromosoom.
- Mitochondriale Eva: gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder op basis van mtDNA.
7.2 ONTSTAAN VAN NIEUWE SOORTEN
De omgeving selecteert
- Veranderingen in selectiedruk, zorgen dat andere eigenschappen in het voordeel zijn,
eigenschappen die eerder gunstig waren nemen weer af in de populatie.
- Darwin werkte op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten een belangrijke voorwaarde is
bij proces van natuurlijke selectie. Wetenschappers ontdekte dat mutaties in DNA en recombinatie
van erfelijk materiaal door geslachtelijke voortplanting voor grote variatie zorgen.
Samen evolueren
- Er ontstaat een soort evenwicht tussen investeringskosten (energie) en opbrengst (overlevingskans)
als het gaat om aanpassingen en hun effectiviteit.
- co-evolutie: evolutie waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en gezamenlijk evolueren.
Gesplitste populaties
- Allopatrische soortvorming: evolutie van soorten door splitsen van populatie door een barrière.
- Verschillende selectiedruk in beide gebieden, kan leiden tot andere mix aan eigenschappen.
- Verschillen kunnen zo groot worden dat individuen elkaar niet meer herkennen als soortgenoten
of dat er geen vruchtbare nakomelingen meer ontstaan.
- Sympatrische soortvorming: evolutie van soorten doordat individuen binnen hetzelfde gebied zich
uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep. Als gevolg van:
- Seksuele selectie: selectie die plaatsvindt bij het uitkiezen van een sekspartner binnen eigen
soort. Heeft invloed op allelenmix van nakomelingen.