Biologie Samenvatting H4
1. Ontwikkeling van het leven
De volgorde van de ontwikkeling van het leven op aarde gaat als volgt:
Eencellige vormen van leven -> meercellige -> gepantserde dieren, geleedpotigen en
stekelhuiden, vissen -> landplanten en landdieren (voornamelijk geleedpotigen) ->
gewervelden, amfibieën -> grotere planten (varens), insecten en zaadplanten -> reptielen
(eerste gewervelde landdieren) -> zoogdieren en vogels.
De oer-atmosfeer bevatte geen zuurstof, waardoor een chemische evolutie nodig was om
leven mogelijk te maken. Uit anorganische stoffen, kleine eenvoudige moleculen, ontstaan
door ionisatie complexere moleculen, organische stoffen. Door het samensmelten van een
oersoep van organische moleculen ontstonden de eerste cellen, een voorbeeld van
zelforganisatie (ontstaan van eenheden met nieuwe eigenschappen op een hoger
organisatieniveau). Dit gebeurde bij black smokers, vulkanische schoorstenen op de
oceaanbodem.
De eerste levensvormen waren prokaryoten (eencelligen zonder celkern, zichtbare
organellen en DNA dat los in het cytoplasma ligt). Ze waren anaeroob en heterotroof
(energie uit opname en afbraak van organische stoffen uit de oersoep). Vervolgens kwamen
cyanobacteriën (blauwalg), autotrofe organismen die zelf organische stoffen en zuurstof
konden produceren. Daardoor konden aerobe heterotrofe bacteriën ontstaan.
Eukaryoten (celkern, dubbele membranen en organellen) ontstonden uit prokaryoten
volgens de endosymbiosetheorie, waarin prokaryoten met andere eukaryoten en
heterotrofe bacteriën samen de verschillende organellen vormden.
De ontwikkeling van levensvormen gedurende miljarden jaren leidde tot een enorme
biodiversiteit. Deze zijn in te delen in drie domeinen:
- Bacteriën en archaea (eencelligen zonder celkern of ander organel beschermend
membraan). Archaea kunnen overleven onder extreme omstandigheden.
- Eukaryoten (schimmels, planten en dieren). Complexere meercelligen met
mitochondriën en/of chloroplasten. Dierlijke cellen (heterotroof) hebben geen
celwanden, schimmels (heterotroof) en planten (autotroof) wel.
Taxonomie is het indelen van soorten in kleinere groepen: rijken -> stammen -> klassen ->
orden -> families -> geslachten -> soorten (species). Wetenschappelijke benaming (binaire
naamgeving) bestaat uit de geslachtsnaam en soortaanduiding met mogelijk de naam van
de ontdekker: Bellis perennis L.
1. Ontwikkeling van het leven
De volgorde van de ontwikkeling van het leven op aarde gaat als volgt:
Eencellige vormen van leven -> meercellige -> gepantserde dieren, geleedpotigen en
stekelhuiden, vissen -> landplanten en landdieren (voornamelijk geleedpotigen) ->
gewervelden, amfibieën -> grotere planten (varens), insecten en zaadplanten -> reptielen
(eerste gewervelde landdieren) -> zoogdieren en vogels.
De oer-atmosfeer bevatte geen zuurstof, waardoor een chemische evolutie nodig was om
leven mogelijk te maken. Uit anorganische stoffen, kleine eenvoudige moleculen, ontstaan
door ionisatie complexere moleculen, organische stoffen. Door het samensmelten van een
oersoep van organische moleculen ontstonden de eerste cellen, een voorbeeld van
zelforganisatie (ontstaan van eenheden met nieuwe eigenschappen op een hoger
organisatieniveau). Dit gebeurde bij black smokers, vulkanische schoorstenen op de
oceaanbodem.
De eerste levensvormen waren prokaryoten (eencelligen zonder celkern, zichtbare
organellen en DNA dat los in het cytoplasma ligt). Ze waren anaeroob en heterotroof
(energie uit opname en afbraak van organische stoffen uit de oersoep). Vervolgens kwamen
cyanobacteriën (blauwalg), autotrofe organismen die zelf organische stoffen en zuurstof
konden produceren. Daardoor konden aerobe heterotrofe bacteriën ontstaan.
Eukaryoten (celkern, dubbele membranen en organellen) ontstonden uit prokaryoten
volgens de endosymbiosetheorie, waarin prokaryoten met andere eukaryoten en
heterotrofe bacteriën samen de verschillende organellen vormden.
De ontwikkeling van levensvormen gedurende miljarden jaren leidde tot een enorme
biodiversiteit. Deze zijn in te delen in drie domeinen:
- Bacteriën en archaea (eencelligen zonder celkern of ander organel beschermend
membraan). Archaea kunnen overleven onder extreme omstandigheden.
- Eukaryoten (schimmels, planten en dieren). Complexere meercelligen met
mitochondriën en/of chloroplasten. Dierlijke cellen (heterotroof) hebben geen
celwanden, schimmels (heterotroof) en planten (autotroof) wel.
Taxonomie is het indelen van soorten in kleinere groepen: rijken -> stammen -> klassen ->
orden -> families -> geslachten -> soorten (species). Wetenschappelijke benaming (binaire
naamgeving) bestaat uit de geslachtsnaam en soortaanduiding met mogelijk de naam van
de ontdekker: Bellis perennis L.