Zonder het vermogen te kennen kan geen mens naar behoren functioneren.
Kenleer houdt zich bezig met de volgende vragen:
- Wat is kennis?
- Wat kunnen we weten?
- Hoe komen herkenning en kennis tot stand?
- Wat is het verband tussen de overtuigingen waaruit onze kennis bestaat met de werkelijkheid
waarnaar ze verwijzen?
-Is de werkelijkheid mind dependent of mind independent? Bestaat de werkelijkheid onafhankelijk
van mijn bestaan?
In de kenleer worden vanzelfsprekende waarheden ontdaan van hun vanzelfsprekendheid.
Een eerste onderscheid tussen twee soorten kennis:
1. Kennis van dingen of personen: directe bekendheid of vertrouwdheid
2. Kennis van feiten: geen directe bekendheid of vertrouwdheid, verkregen door ons
redeneringvermogen dat de dingen tot een zinvol geheel maakt, overdraagbaar.
Het verschil tussen kennis van dieren en kennis van mensen: mensen uiten hun kennis in taal en
leggen hun kennis dus vast.
5 kernproblemen van kenleer:
1. Kennis van de betekenis: een verkeerde interpretatie kan fataal zijn voor een juiste
beoordeling van het object van kennis. Als je niet weet wat x betekent kun je onmogelijk
zeggen of het waar is of niet.
2. Kenbaarheid: waar kunnen we kennis van hebben en waarvan niet?
3. Waarheid: de mogelijkheid dat x wellicht onwaar is. De mogelijkheid van onwaarheid vormt
een bedreiging van elke kennisclaim.
4. Zekerheid: bij zekerheid bestaat de mogelijkheid van twijfel. Zekerheid biedt geen garantie
voor waarheid.
5. Rechtvaardiging: welke redenen hebben niet alleen overtuigingskracht maar ook
bewijskracht?
Bronnen van kennis:
herinnering
uiterlijk (via zintuigen)
Waarneming
innerlijk (introspectie)
intuïtie
redenering