100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Interacties tussen organismen (FAS 2)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
60
Geüpload op
07-06-2023
Geschreven in
2022/2023

In deze samenvatting vind je alle nodige informatie die gezien werd in het vak 'interacties tussen organismen'

Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Geüpload op
7 juni 2023
Aantal pagina's
60
Geschreven in
2022/2023
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Interacties tussen organismes


Hoofdstuk 1: Ecosystemen
Vegetatiezones of biomen:
 Een bioom is de verzameling soorten planten, dieren en andere organismen die in een
bepaald gebied leven waar dezelfde condities heersen, met name klimatologische
omstandigheden.
Klimaat vegetatie België: Loofwoudgebied (andere bomen zijn hier niet van nature)

Bepaald door klimaat:
o Neerslag (hvlheid en verdeling over jaar)
o Temperatuur

Door gemiddelde neerslag & temperatuur geeft
aan welk bioom er is.


Verschuiving van vegetatiezones:
 Global change, landgebruik



1.2. Levensgemeenschap – biotoop – ecosysteem
Wat is een ecosysteem:
 Combinatie van biotoop (vooral abiotische factoren) en levensgemeenschap (planten, dieren,
micro-organismen). Biotoop & levensgemeenschap staat voortdurend in verbinding. De
wisselwerking is het concept ecosystemen

 Wordt gevormd door de wisselwerkingen tussen alle organismen en de abiotische omgeving
binnen een zekere geografische of anderszins afbakende eenheid. Onderdeel van een
ecosysteem zijn afzonderlijke planten, dieren en micro-organismen en de complexen die zij
vormen, bijvoorbeeld in de vorm van levensgemeenschap en populaties. Vaak ziet men
ecosystemen als dynamische en functionele eenheid.

Levensgemeenschap:
 Worden alle voorkomende organismen in een bepaald gebied aangeduid, waarvan de
populaties bij elkaar leven en in staat zijn tot onderlinge interactie te komen.

Biotoop:
 Is het geografisch gebied met een uniform landschapstype waarin bepaalde organismen
kunnen gedijen. Het is gekenmerkt door zijn eigen abiotische factoren (bodem, reliëf, klimaat)




1

,Ecosysteem wordt bepaald door:
 Biotische factoren: interacties tussen organismen (zelfde of andere soort) samen de
levensgemeenschap vormen → competitie, symbiose, voedselrelaties ...
 Abiotische factoren: bodem, klimaat
 Wisselwerking tussen biotische en abiotische factoren


Ecosysteem van een zoetwaterplas:

Belangrijke abiotische factoren:
Zuurstofgehalte in vijver, temperatuur in water,
hoeveelheid licht in water, hoeveelheid nutriënten

Levensgemeenschap start met producent (bv algen
en alle waterorganismen) die worden opgegeten
door vissen. Vissen worden door iets anders.

Te veel algen = algenbloei
Algenbloei houdt het licht tegen. Te weinig licht =
planten groeien niet = platen sterven = breken het
nodige zuurstof af = vissen krijgen te weinig
zuurstof = gaan dood.




1.3. Habitat – Niche
Habitat:
 = natuurlijk leefgebied van een organisme binnen een biotoop. Op deze plaatsen voldoen
zowel biotische als abiotische factoren aan de minimale levensvoorwaarden van het
organisme. Hierdoor kan het op deze plaatsen overleven, groeien en zich voortplanten. Een
organisme kan in de loop van zijn levenscyclus verschillende habitats nodig hebben.
 = Waar je eigenlijk zit
BV: In biotoop bos → boomkruid, bosbodem
BV: in de boom, aan de top, in de grond




2

,Niche:
 = specifieke functie die een soort vervult in het ecosysteem. De niche heeft te maken met wat
een soort eet, de positie van de soort in het voedselweb en wanneer een soort eet.
BV: niche van een eekhoorn → noten verspreiden, voedsel voor martel en vossen
BV: niche van een wesp → organisch afval opruimen, minder ziekteverspreiding

2.1. Kenmerken van ecosystemen in Vlaanderen
Zand delen > leem delen

Deeltjes zijn gestrand toen er in de
ijstijd enkel noordoost wind was.

Korreltjes zijn meegenomen dor de
wind. Wind begon te vertragen
waardoor de zwaarste korrels (zand) achterbleven. Wind vertraagt nog meer, waardoor zandleem valt.
Op het einde valt leem.

PNV = Vegetatie als de mens er niet zou geweest zijn

Kenmerken:
Kenmerk 1:
 Landschappen in België zijn half natuurlijk
➔ Beheer noodzakelijk om soortenrijkdom te behouden (kappen, maaien, begrazen, …)
Mensen hebben bossen gehakt, waarbij stukken grond omgezet werden naar grasvelden

Kenmerk 2:
 Vermesting
Toenemend stikstofgehalte in de bodem door depositie en afspoeling van de akkers
➔ Hoog nutriëntengehalte in de bodem geeft voordeel aan sterk competitieve soorten.
Daling diversiteit
Ongelooflijke overschot aan stikstof:
o Problematisch: komt in bodem terecht → sommige planten vinden dit niet leuk
o Planten zoals bramen, groeien heel snel door de stikstof waardoor andere planten
weggaan.
Bodemvruchtbaarheid = hoeveelheid stikstof

Stikstofdepositie in Vlaanderen daalt → natuurgerichte doelen nog niet bereikt

Kenmerk 3:
 Habitatfragmentatie




3

, Gevolgen van habitatfragmentatie:
▪ Verlies aan totale oppervlakte
▪ Kleinere fragmenten
▪ Toenemende isolatie tussen de fragmenten
▪ Toenemende randeffecten
▪ Verkeersslachtoffers




2.2. Overzicht van de belangrijkste ecosystemen in Vlaanderen
Wegbermen en dijken:
 Door maaien met afvoer ven het maaisel wordt de opstapeling van stikstof vermeden en
neemt de biodiversiteit toe.
 Afspoelen van stikstof en mineralen vanuit de nabijgelegen akkers bevordert de groei van
sterk competitieve planten (netels), die andere soorten wegconcurreren → daling
biodiversiteit

Ruigte (brandnetels, distels, ...)
 Plaatsen met veel stikstof in bodem door mest of organisch afval
 Meerjarige plantensoorten met wortelstokken.

Pioniersvegetatie (klaproos kamille, ...)
 Op verstoorde bodem
 Zaden verspreid door wind
 Dikwijls eenjarige plantensoorten

Tredvegetatie (grote weegbree, straatgras, …)
 Bestand tegen betreding
 Minder gevoelig door beschadiging

Vegetatie bestand tegen maaien (margriet, boterbloem, paardenbloem, …)
 Bestaand tegen maaien
 Meerjarige planten
 Knoppen na het maaien terug uitlopen

Exoten (Japanse duizendknoop, berenklauw, …)
 Niet inheems, ingevoerd en verwilderd
 Nemen niche in van oorspronkelijke planten
 Exoten koloniseren

Specifieke omstandigheden in de bermen:
 Betreding
 Gebruik van pesticiden
 Zwerfvuil
 Strooizout (sommige soorten groeien er ineens)
 Uitstoot (lood en roet)

4
€6,59
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
Shortyy
4,0
(1)

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
Shortyy Thomas More Hogeschool
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
3
Lid sinds
3 jaar
Aantal volgers
1
Documenten
3
Laatst verkocht
6 maanden geleden

4,0

1 beoordelingen

5
0
4
1
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen