Aantekeningen economische geografie
14-11-2016 – Vraag, aanbod en elasticiteit
Schaarste: behoeften zijn eindeloos, middelen zijn beperkt.
Beslissingsprobleem: resources verdelen, het ene opofferen voor het andere concept of
opportunity costs. Als je land, materialen, werknemers voor 1 ding gebruikt, is het niet meer
inzetbaar voor iets anders.
Micro-economie: individuele factoren in de economie bv een persoon, bedrijf, huishouden.
Macro-economie: de economie als een geheel.
Ceteris paribus: een ding veranderen, verder blijft alles hetzelfde. Dit gebruik je bijvoorbeeld
bij elasticiteit; je gaat ervan uit dat alleen de prijs verandert.
Afnemend marginaal nut: hoe meer je ervan hebt, hoe minder nut het krijgt.
Inkomenseffect: als prijs omlaag gaat, gaat de koopkracht omhoog en komt er meer vraag.
Substitutie effect: als prijs van goed 1 omlaag gaat en prijs 2 blijft gelijk meer vraag naar 1.
Vraagcurve: prijs in combinatie met gevraagde hoeveelheid. Factoren die van invloed zijn op
de vraag:
- Smaak - Substitutie goederen - Complementaire goederen
- Inkomen - Inkomensverdeling - Verwachtingen over prijs
Een hogere prijs zorgt voor meer aanbod vanuit bedrijven en producenten omdat ze naar
winstmaximalisatie streven. Factoren die van invloed zijn op het aanbod:
- Productiekosten - Natuur (warmijs) - Doelen (max winst, max afzet?)
- Verwachtingen van producenten
- Winstgevendheid van andere producten (overstappen).
Prijselasticiteit van de vraag: reactie van de vraag op verandering van de prijs. Procentueel.
Is de uitkomst negatief: negatief verband p omhoog, vraag omlaag. Kleiner dan 1
betekent niet zon grote verandering, inelastisch. Bepalend voor prijselasticiteit van de vraag:
- Hoeveelheid en afstand tot substitutiegoederen - tijdsperiode
- Gedeelte van het inkomen dat besteed wordt aan het product (als je nooit zout
koopt, maakt een prijsstijging je minder uit dan als je het elke week aanschaft).
15-11-2016 – Agrarisch en stedelijk grondgebruik
Von Thünen: wat je verbouwt hangt af van hoe ver je weg bent van de markt
waar je het verkoopt. Bij toenemende afstand tot de markt veranderd
grondgebruik. Dit kan verklaard worden door transportkosten: er is een
maximale afstand van product tot markt waarbij het nog uit kan het product te
verkopen op die markt winst maken. 5 aannames Thünen:
- Boeren zijn economic men en willen geen verlies draaien.
- Grond rondom de markt is isotroop.
- Stad is geïsoleerd, zelfvoorzienend en heeft geen externe invloeden.
- Kwaliteit van de grond en het klimaat is overal hetzelfde.
- Boeren gaan via de meest directe route naar de markt.
Formule von Thünen: W = VM – (P + T)
W = winst, vm = marktprijs, p=productiekosten, t= transportkosten.
Intensieve teelt dichtbij de markt, extensief verder weg. Vanaf een bepaalde afstand is niets
meer rendabel. In werkelijkheid is er niet altijd maar 1 markt sub markten. Ook loopt
productie niet in concentrische cirkels door aanwezigheid van wegen en kanalen. Toch kan
het model ons helpen bij het verklaren van de werkelijkheid.
14-11-2016 – Vraag, aanbod en elasticiteit
Schaarste: behoeften zijn eindeloos, middelen zijn beperkt.
Beslissingsprobleem: resources verdelen, het ene opofferen voor het andere concept of
opportunity costs. Als je land, materialen, werknemers voor 1 ding gebruikt, is het niet meer
inzetbaar voor iets anders.
Micro-economie: individuele factoren in de economie bv een persoon, bedrijf, huishouden.
Macro-economie: de economie als een geheel.
Ceteris paribus: een ding veranderen, verder blijft alles hetzelfde. Dit gebruik je bijvoorbeeld
bij elasticiteit; je gaat ervan uit dat alleen de prijs verandert.
Afnemend marginaal nut: hoe meer je ervan hebt, hoe minder nut het krijgt.
Inkomenseffect: als prijs omlaag gaat, gaat de koopkracht omhoog en komt er meer vraag.
Substitutie effect: als prijs van goed 1 omlaag gaat en prijs 2 blijft gelijk meer vraag naar 1.
Vraagcurve: prijs in combinatie met gevraagde hoeveelheid. Factoren die van invloed zijn op
de vraag:
- Smaak - Substitutie goederen - Complementaire goederen
- Inkomen - Inkomensverdeling - Verwachtingen over prijs
Een hogere prijs zorgt voor meer aanbod vanuit bedrijven en producenten omdat ze naar
winstmaximalisatie streven. Factoren die van invloed zijn op het aanbod:
- Productiekosten - Natuur (warmijs) - Doelen (max winst, max afzet?)
- Verwachtingen van producenten
- Winstgevendheid van andere producten (overstappen).
Prijselasticiteit van de vraag: reactie van de vraag op verandering van de prijs. Procentueel.
Is de uitkomst negatief: negatief verband p omhoog, vraag omlaag. Kleiner dan 1
betekent niet zon grote verandering, inelastisch. Bepalend voor prijselasticiteit van de vraag:
- Hoeveelheid en afstand tot substitutiegoederen - tijdsperiode
- Gedeelte van het inkomen dat besteed wordt aan het product (als je nooit zout
koopt, maakt een prijsstijging je minder uit dan als je het elke week aanschaft).
15-11-2016 – Agrarisch en stedelijk grondgebruik
Von Thünen: wat je verbouwt hangt af van hoe ver je weg bent van de markt
waar je het verkoopt. Bij toenemende afstand tot de markt veranderd
grondgebruik. Dit kan verklaard worden door transportkosten: er is een
maximale afstand van product tot markt waarbij het nog uit kan het product te
verkopen op die markt winst maken. 5 aannames Thünen:
- Boeren zijn economic men en willen geen verlies draaien.
- Grond rondom de markt is isotroop.
- Stad is geïsoleerd, zelfvoorzienend en heeft geen externe invloeden.
- Kwaliteit van de grond en het klimaat is overal hetzelfde.
- Boeren gaan via de meest directe route naar de markt.
Formule von Thünen: W = VM – (P + T)
W = winst, vm = marktprijs, p=productiekosten, t= transportkosten.
Intensieve teelt dichtbij de markt, extensief verder weg. Vanaf een bepaalde afstand is niets
meer rendabel. In werkelijkheid is er niet altijd maar 1 markt sub markten. Ook loopt
productie niet in concentrische cirkels door aanwezigheid van wegen en kanalen. Toch kan
het model ons helpen bij het verklaren van de werkelijkheid.
