Hoofdstuk 10 Politiek-ambtelijke verhoudingen
10.1 Van loyale uitvoerders tot mondige meedenkers
Zie pagina 330 t/m 333.
De overgang van lijdelijkheid naar activisme is ook zichtbaar binnen het openbaar bestuur
zelf. Moderne ambtenaren wachten niet altijd lijdzaam af tot de gezaagsdragers hebben
gesproken, maar nemen ook zelf initiatieven en ‘praten terug’ wanner zij het ergens niet mee
eens zijn.
10.2 Politiek-ambtelijke samenwerking als ruilrelatie
In de praktijk van het openbaar bestuur is openlijke politiek-ambtelijke strijd een uitzondering
en politiek-ambtelijke samenwerking de regel.
Ambtenaren kunnen alleen maar succesvol zijn als hun bewindslieden intern en extern
effectief politiek sturen.
Een politiek leider die niet leidt: een besluiteloze bewindspersoon, of een die zijn aandacht
over allerlei onderwerpen verdeelt, overal aan begint, maar niets doorzet. Van politieke
bestuurders wordt vooral sturing op hoofdlijnen verwacht.
Ambtenaren en bewindspersonen zijn op elkaar aangewezen.
Cruciaal voor ambtenaren is de politieke effectiviteit van de bewindspersoon: krijgt hij de
handen op elkaar in het kabinet, in de Kamer, in de media en in de publieke opinie? Het zijn
de bewindslieden die voor het politieke draagvlak voor het beleid van de ministerie moeten
zorgen.
De balans van diens politieke nederlagen en overwinningen bepaalt uiteindelijk het prestige
dat een minister bij zijn ambtenaren geniet en indirect ook het prestige dat het ministerie als
geheel in ‘Den Haag’ geniet.
Hoge mate ambtelijke loyaliteit.
Bestuurders kunnen alleen politiek succesvol zijn wanneer ambtenaren de beldisvorming
zorgvuldig voorbereiden, de genomen besluiten loyaal uitvoeren en hen voortdurend van
politieke relevante informatie voorzien over alle zaken die binnen hun portefeuille vallen.
De meeste ambtenaren in Den Haag of in het lokaal bestuur gedragen zich in de overgrote
meerderheid van de situaties volgens de klassieke (door Weber geïnspireerde), opvatting
van ambtelijke verantwoordelijkheid. Zij voeren de opdrachten van hogerhand uiteindelijk
sine ira et studio, zonder toorn of vooringenomenheid uit.
De verhouding tussen politieke bestuurders en hun ambtenaren is op te vatten als een
ruilrelatie. Beide partijen beschikken over eigenschappen en invloed middelen die voor de
ander van belang zijn. Beide partijen moeten een werkbare balans zien te vinden tussen de
uiteenlopende waarden en handelingslogica’s – de politieke en de professionele logica - die
zij elk belichamen.
Dit rollenspel is samengevat in de ‘drie R-en’ van gezond politiek-ambtelijk verkeer:
• Respect opbrengen voor de wederzijdse positief en verantwoordelijkheden en dus niet
eenzijdig interveniëren in het domein van de ander,
• Ruimte bieden aan de ander: uitgaan van diens competentie en diens loyaliteit, en daarop
binnenskamers en publiekelijk vertrouwen tot het tegendeel onomstotelijk bewezen is,
• Reciprociteit betrachten: erkennen dat er in de praktijk geen sprake is van bovenschikking
maar van wederzijdse afhankelijkheid: politieke bestuurders moeten dus niet alleen loyaliteit
en prestaties van hun ambtenaren vragen maar deze ook aan hen bieden.
1
10.1 Van loyale uitvoerders tot mondige meedenkers
Zie pagina 330 t/m 333.
De overgang van lijdelijkheid naar activisme is ook zichtbaar binnen het openbaar bestuur
zelf. Moderne ambtenaren wachten niet altijd lijdzaam af tot de gezaagsdragers hebben
gesproken, maar nemen ook zelf initiatieven en ‘praten terug’ wanner zij het ergens niet mee
eens zijn.
10.2 Politiek-ambtelijke samenwerking als ruilrelatie
In de praktijk van het openbaar bestuur is openlijke politiek-ambtelijke strijd een uitzondering
en politiek-ambtelijke samenwerking de regel.
Ambtenaren kunnen alleen maar succesvol zijn als hun bewindslieden intern en extern
effectief politiek sturen.
Een politiek leider die niet leidt: een besluiteloze bewindspersoon, of een die zijn aandacht
over allerlei onderwerpen verdeelt, overal aan begint, maar niets doorzet. Van politieke
bestuurders wordt vooral sturing op hoofdlijnen verwacht.
Ambtenaren en bewindspersonen zijn op elkaar aangewezen.
Cruciaal voor ambtenaren is de politieke effectiviteit van de bewindspersoon: krijgt hij de
handen op elkaar in het kabinet, in de Kamer, in de media en in de publieke opinie? Het zijn
de bewindslieden die voor het politieke draagvlak voor het beleid van de ministerie moeten
zorgen.
De balans van diens politieke nederlagen en overwinningen bepaalt uiteindelijk het prestige
dat een minister bij zijn ambtenaren geniet en indirect ook het prestige dat het ministerie als
geheel in ‘Den Haag’ geniet.
Hoge mate ambtelijke loyaliteit.
Bestuurders kunnen alleen politiek succesvol zijn wanneer ambtenaren de beldisvorming
zorgvuldig voorbereiden, de genomen besluiten loyaal uitvoeren en hen voortdurend van
politieke relevante informatie voorzien over alle zaken die binnen hun portefeuille vallen.
De meeste ambtenaren in Den Haag of in het lokaal bestuur gedragen zich in de overgrote
meerderheid van de situaties volgens de klassieke (door Weber geïnspireerde), opvatting
van ambtelijke verantwoordelijkheid. Zij voeren de opdrachten van hogerhand uiteindelijk
sine ira et studio, zonder toorn of vooringenomenheid uit.
De verhouding tussen politieke bestuurders en hun ambtenaren is op te vatten als een
ruilrelatie. Beide partijen beschikken over eigenschappen en invloed middelen die voor de
ander van belang zijn. Beide partijen moeten een werkbare balans zien te vinden tussen de
uiteenlopende waarden en handelingslogica’s – de politieke en de professionele logica - die
zij elk belichamen.
Dit rollenspel is samengevat in de ‘drie R-en’ van gezond politiek-ambtelijk verkeer:
• Respect opbrengen voor de wederzijdse positief en verantwoordelijkheden en dus niet
eenzijdig interveniëren in het domein van de ander,
• Ruimte bieden aan de ander: uitgaan van diens competentie en diens loyaliteit, en daarop
binnenskamers en publiekelijk vertrouwen tot het tegendeel onomstotelijk bewezen is,
• Reciprociteit betrachten: erkennen dat er in de praktijk geen sprake is van bovenschikking
maar van wederzijdse afhankelijkheid: politieke bestuurders moeten dus niet alleen loyaliteit
en prestaties van hun ambtenaren vragen maar deze ook aan hen bieden.
1