Samenvatting Didactiek leereenheid 2

Hoofdstuk 2:

2.1
Beginsituatie: alle factoren die de start- of vertreksituatie bepalen van waaruit jij je les
of training gaat geven.

Beginsituatiefactoren: alle gegevens die van belang zijn voor een goede start van de
les.
 Dit heet het analyseren van de beginsituatie.
Hierbij hoort:
- Het verzamelen van de gegevens.
- Het ordenen van de gegevens.
- Het interpreteren van de gegevens.

2.2
Didactische model.
Vanuit de beginsituatie lopen 3 pijlen. Een naar de les, een naar de doelstelling en
een vanuit evaluatie weer terug naar de beginsituatie.
Aan de hand van deze 3 verbanden kun je de plaats van de beginsituatie
verduidelijken:
- Er moet een wisselwerking tussen beginsituatieanalyse en bepaling van de
doelstelling zijn
- De beginsituatie is een belangrijk vertrekpunt voor de les/training
- Evaluatie leidt tot een vernieuwde, gewijzigde beginsituatie




2.3
Analyseren van de beginsituatie op 3 manieren:
- Observeren  hierin kijk je wat het niveau is van het individu/van de groep
- Vragen stellen  je kunt vragen stellen aan mensen die deze groep al kennen
zodat je op deze manier informatie over de groep kunt krijgen
- Specifieke middelen gebruiken  je kan testjes gebruiken om te kijken wat de
beginsituatie van het individu/van de groep is.

2.4
Beginsituatiefactoren deze zijn belangrijk omdat ze invloed hebben op het inrichten
en het verloop van de les.
Je moet een volledig beeld krijgen van de beginsituatie van:
- De groep
- De individuele SB-deelnemer
- De lesgever
- De randvoorwaarden

Groep:
2 typen beginsituatie van een groep:
- Algemene beginsituatie  informatie die algemeen is en niet verandert van
les tot les.