Inhoud
Kinderwens 1..........................................................................................................................................1
Fertiliteit van de man (Luka van Leugenhaege)..................................................................................1
Determinanten gezondheidsgedrag (Brigitte Bernaerts)....................................................................9
Stat cijfermat beoordelen (Fieke van Asseldonk)..............................................................................15
Gezonde versus pathologische kinderwens (Kaatje van Hemelrijk)..................................................18
Cyclusmonitoring (Luka van Leugenhaege).......................................................................................22
Fertiliteit vrouw (Luka van Leugenhaege).........................................................................................35
Dit examen heeft giscorrectie op meerkeuzevragen:
- Fout antwoord: -0,33 punten
- Geen antwoord: 0 punten
- Goed antwoord: +1 punt
Fertiliteit van de man (Luka van Leugenhaege)
• Fertiliteitsratio (FR) = aantal kinderen per vrouw
1
, ‐ Databanken zoals ‘Eurostat’, ‘The world bank’, ‘StatBel’ rapporteren hierover.
‐ Echter geen data over fertiliteitsratio mannen (aantal kinderen per man)!
‐ Statbel rapporteert ‘De gemiddelde leeftijd – ongeacht de geboorterang - is precies
31 jaar voor de moeder en 34,2 jaar voor de co-ouder.’
• Wereldwijd FR mannen: 1 tot 13 kinderen/man
• Wereldwijd FR vrouwen: 1 tot 8 kinderen/vrouw
• In EU FR man gemiddeld 1 tot 2 kinderen/man – vergeleken met EU vrouwen
• Per land/regio grote verschillen: voorbeeld
‐ Zuid Korea 1,2 kind/man
‐ Pakistan 5 kinderen/man
‐ Sub Saharisch Afrika 8,5 kinderen/man
• Wereldwijd: mannen starten vaker later aan kinderen dan vrouwen (leeftijd)
‐ gemiddeld 33,6 ten opzichte van 28 jaar oud
‐ Mannen vaak nog op latere leeftijd kinderen t.o.v. vrouwen
• Cultuurgebonden
‐ Groot leeftijdsverschil tussen man – vrouw
‐ Polygamie - man vaak meer kinderen dan zijn vrouw(en)
• Laag opgeleide mannen laagste FR
• Werkende mannen vaker hoger FR
• CAVE :
‐ Hoger opgeleid, meer inkomen, betere job?
‐ kan cultuurgebonden zijn (studies in Griekenland, Finland, Noorwegen, Zweden)
Wat beïnvloedt de mannelijke gezondheid?
Invloed op mannelijke vruchtbaarheid en dus zwangerschapskansen & zwangerschaps- en neonatale
uitkomsten
Mannelijke vruchtbaarheid
• Productie spermatozoa start in puberteit
• Spermatogenese= continu proces
• Rijping zaadcel= 74 dagen (42-76 dagen)
• Door aanpassing van levensstijl heb je dus snel invloed op
het verbeteren van zaadcelkwaliteit.
• Ejaculaat bestaat voor 90% uit secreet zaadblaasjes en prostaat
• Het ‘slijmerige’ blijft in de cervix en alleen de zaadcellen
gaan naar de baarmoeder
Zaadblaasjes: Bevat fructose en prostaglandines
Prostaat: Bevat enzymen die zorgen voor vervloeiing van ejaculaat
CAVE: sperma-analyse wordt niet standaard aangeraden vanaf actieve kinderwens!
• Spermakwaliteit wordt bepaald door verschillende parameters:
1. Volume
2. pH
3. Concentratie
4. Morfologie
5. Beweeglijkheid – “motiliteit”
6. Vitaliteit
7. Totaal aantal spermatozoa
2
, 8. Liquefactie (binnen 60’) vloeibaarheid (na een aantal minuten word het al veel
vloeibaarder dan slijmerig)
9. Viscositeit (<2cm) rekbaarheid van sperma, moet niet te lang uitgerekt kunnen
worden
10. Aanwezigheid “round cells” (= leukocyten of onrijpe spermatozoa)
11. Aanwezigheid anti-stoffen (MAR test = mixed antiglobulin reaction) stof wordt
toegevoegd als aantoonmiddel
REFERENTIE WAARDEN (WHO, 2010)
1. Volume ≥ 1,5 ml (2- 5 ml) per ejaculatie meer is soms juist niet goed
2. pH (zuurtegraad) 7,2 - 8,0 = basisch, ter compensatie van de zuurtegraad vagina
3. Concentratie spermatozoa ≥ 15 miljoen/ml Directe correlatie met TTP en en PR
4. Totaal aantal spermatozoa ≥ 39 miljoen
(= concentratie x volume)= totaal aantal spermatozoa in het volledige ejaculaat
- TTP= time to pregnancy
- PR= pregnancy rate
• Azoöspermie: geen spermatozoa in ejaculaat
• Oligospermie: totaal aantal spermatozoa (<39 mil) of concentratie (< 15 mil/ml) onder
referentiewaarden
• Hierover vaak een examenvraag referentiewaarden onthouden
• Cryptozoospermie: zeer lage concentratie en totaal aantal spermatozoa pas na
centrifugatie identificeerbaar
• Motiliteit (beweeglijkheid)
- PR (‘progressive motility’)= spermatozoa bewegen actief lineair of in grote cirkels (ongeacht
snelheid)
- NP (‘non progressive motility’)= bewegende spermatozoa zonder voortbeweging,
spermatozoa bewegen ter plaatse
- IM (‘immotility’) = spermatozoa bewegen niet
PR> 32% Uit je hoofd kennen
PR+NP> 40%
- TMC (‘Total motility count’): totaal aantal beweeglijke zaadcellen in het volledige staal (= V x
PR% x C)
Vb Volume= 2,5 ml , Concentratie= 20 mil/ml, PR= 60%
2,5 ml x 20 mil/ml x 0,6= 30 miljoen/ejaculaat
• Morfologie – vorm van spermatozoa
≥ 4 % normale vormen
• Asthenospermie= laag % beweeglijke zaadcellen
(PR < 32%)
• Teratospermie= minder 4% normale vormen
Combinaties mogelijk:
- Asthenoteratospermie (AT)
- Oligo-asthenospermie (OA)
- Oligoteratospermie (OT)
- Oligo-astheno-terato spermie (OAT) = Oligo-terato-astheno spermie (OTA)
3
, • Vitaliteit
“Levende” spermatozoa
≥ 58 %
Immotile (onbeweeglijk) ≠ dode spermatozoa
Kan oorzaak vorm spermatozoa (staart)
Lage vitaliteit
Kan epididymis pathologie
Aggregatie en agglutinatie moeten beiden afwezig zijn
Aggregatie= vasthangen van onbeweeglijke spermatozoa aan elkaar of beweeglijke spermatozoa aan
mucusstrengen of andere cellen (vb epitheel cellen) of debris
Agglutinatie= vasthangen van beweeglijke spermatozoa aan elkaar (kop of staart)
Invloed op motiliteit
Mogelijks immunologische oorzaak van subfertiliteit / infertiliteit (mogelijks anti-sperma
antilichamen)
• Beste kwaliteit bij min 2 tot maximaal 7 dagen abstinentie (niet klaarkomen)
• Meeste van het seminaal vocht passeert de cervix niet. Voornamelijk spermatozoa intra-
uterien, grootste deel ‘vocht’ blijft achter in de vagina.
• Eerste deel van het ejaculaat bevat meeste spermatozoa
• Bij één man zijn geen 2 zaadstalen (ejaculaat) identiek in kwaliteitsparameters (meerdere
zaadstalen geven een beter beeld van de vruchtbaarheid)
• Aan de hand van de kwaliteitsparameters kan men niet vaststellen wat de
bevruchtingscapaciteit is van de spermatozoa die op de plaats van conceptie (eicel) aanwezig
zijn.
Voorbeelden: normaal
Voorbeelden oligospermie
Voorbeelden: asthenospermie
Leefstijlfactoren en conceptie
• Leeftijd
• Voeding
• Lichaamsbeweging
• Stress
• Roken
4