Evidence based practice (EBP): Kinderfysiotherapie toetst zich voor wat betreft haar
theoretische rationale, doeltreffendheid en doelmatigheid aan actuele wetenschappelijke
inzichten, methoden en technieken.
WHO definieert gezondheid als: Health is a state of complete physical, mental and social
well-being and not merely the absence of disease or infirmity.
Van de fysiotherapeut wordt verwacht dat er op een doelgerichte, effectieve en doelmatige
wijze zorg wordt verleend.
- Doelgerichte zorg staat voor afstemming op de verwachtingen en vraagstellingen van het
kind, de ouders, de verwijzer en omgeving.
- Effectief staat voor het behalen van de vastgestelde behandeldoelen met gebruikmaking
van bestaande bewijslast in de literatuur.
- Doelmatigheid wordt gekenmerkt door efficientie.
De hypothetico-deductieve benadering is binnen de kinderfysiotherapie het meest wenselijk
en vormt de basis van het klinisch redeneren.
Hypothetico-deductie: hypotheses verwerpen en aannemen.
Patroonherkenning: bij herkenbare patronen kies je een aantal dingen om te
onderzoek.
Verzamelmethode: zo veel mogelijk informatie verzamelen.
Algoritme of beslisboom: ja dan dit en nee dan wat anders, echt een beslisboom.
Rode vlaggen: biomedische risicofactoren
Gele vlaggen: psychosociale of gedragsmatige risicofactoren
Blauwe vlaggen: sociale en economische risicocatoren
Zwarte vlaggen: beroepsmatige risicofactoren
Competentieprofiel Kinderfysiotherapeut: Tabel 1.1
Hoofdstuk 2 Kinderfysiotherapie
2a: Motorisch leren
2.1
Motorisch leren: houdt in dat veranderingen plaatsvinden in de aansturing van bewegingen
die een zekere tijd voortbestaan.
Retentietest: een test die wordt afgenomen nadat enige tijd niet meer is geoefend.
2.2
Fitts en Posner: 3 stadia van motorische leerprocessen;
1. Cognitieve fase
2. Associatieve fase
3. Autonome fase