Samenvattingen anatomie en fysiologie hoofdstuk 1
Weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie. Uit een bevruchte eicel ontstaan jonge
cellen. Deze cellen gaan zich specialiseren waardoor er verschillenden in vorm en functie optreden.
Dit noemen we differentiatie.
Je hebt 5 hoofdgroepen:
- Dekweefsel (epitheel)
- Steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen, been)
- Spierweefsel
- Zenuwweefsel
- Transportweefsel
De cellen van dekweefsel wormen een aaneengesloten laag zonder tussencelstof. Het dekweefsel
komt in 2 vormen voor: de buitenlaag van het lichaam (opperhuid) en als binnenkleding van holle
organen. Het dekweefsel heeft 3 functies: begrenzende functie, resorptie, secretie.
Resorptie is het opnemen van het verteerde voedsel vanuit het darmkanaal naar het bloed
Secretie is het afscheiden van stoffen. Men maakt onderscheid tussen slijmcellen en klierweefsel.
Slijm geeft bescherming tegen uitdroging en tegen inwerking van zuren.
Je hebt 2 soorten klieren. Klieren met een afvoerbuis noem je exocriene klieren en klieren zonder
een afvoerbuis noem je endocriene klieren. Beide klieren halen grondstoffen voor de
secretieproducten direct uit het bloed. De alvleesklier is een gemengde klier. Want hij produceert
hormonen die meteen aan het bloed worden afgegeven en hij maakt pancreassap aan die via de
afvoerbuis wordt afgevoerd naar de dunne darm om daar te helpen verteren
Het verschil tussen steunweefsel en dekweefsel is vooral dat bij de steunweefsels de cellen niet
aaneengesloten liggen zoals bij het dekweefsel.
Vetweefsel is eigenlijk ook bindweefsel. Vetcellen ontstaan doordat in de bindweefcellen
vetdruppeltjes samenvloeien tot een grotere vetdruppel.
Vetweefsel heeft de volgende functies:
- Opslag van vet als reserve
- Steun geven aan organen en weefsels
- Isolatiefunctie (zorgt voor warmte)
Huid bestaat uit: opperhuid en de lederhuid.
- Epitheel/ dekweefsel
- Steunweefsel (bindweefsel)
Dekweefsel:
- Opperhuid (buitenste laag)
- Bindweefsel zit onder de opperhuid
- Slijmvlies
Functies van het dekweefsel:
Weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie. Uit een bevruchte eicel ontstaan jonge
cellen. Deze cellen gaan zich specialiseren waardoor er verschillenden in vorm en functie optreden.
Dit noemen we differentiatie.
Je hebt 5 hoofdgroepen:
- Dekweefsel (epitheel)
- Steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen, been)
- Spierweefsel
- Zenuwweefsel
- Transportweefsel
De cellen van dekweefsel wormen een aaneengesloten laag zonder tussencelstof. Het dekweefsel
komt in 2 vormen voor: de buitenlaag van het lichaam (opperhuid) en als binnenkleding van holle
organen. Het dekweefsel heeft 3 functies: begrenzende functie, resorptie, secretie.
Resorptie is het opnemen van het verteerde voedsel vanuit het darmkanaal naar het bloed
Secretie is het afscheiden van stoffen. Men maakt onderscheid tussen slijmcellen en klierweefsel.
Slijm geeft bescherming tegen uitdroging en tegen inwerking van zuren.
Je hebt 2 soorten klieren. Klieren met een afvoerbuis noem je exocriene klieren en klieren zonder
een afvoerbuis noem je endocriene klieren. Beide klieren halen grondstoffen voor de
secretieproducten direct uit het bloed. De alvleesklier is een gemengde klier. Want hij produceert
hormonen die meteen aan het bloed worden afgegeven en hij maakt pancreassap aan die via de
afvoerbuis wordt afgevoerd naar de dunne darm om daar te helpen verteren
Het verschil tussen steunweefsel en dekweefsel is vooral dat bij de steunweefsels de cellen niet
aaneengesloten liggen zoals bij het dekweefsel.
Vetweefsel is eigenlijk ook bindweefsel. Vetcellen ontstaan doordat in de bindweefcellen
vetdruppeltjes samenvloeien tot een grotere vetdruppel.
Vetweefsel heeft de volgende functies:
- Opslag van vet als reserve
- Steun geven aan organen en weefsels
- Isolatiefunctie (zorgt voor warmte)
Huid bestaat uit: opperhuid en de lederhuid.
- Epitheel/ dekweefsel
- Steunweefsel (bindweefsel)
Dekweefsel:
- Opperhuid (buitenste laag)
- Bindweefsel zit onder de opperhuid
- Slijmvlies
Functies van het dekweefsel: