Samenvatting geestelijke stromingen

Geestelijke stromingen

Hindoeïsme
Oorsprong
3500 jaar geleden vielen de Ariërs, het gebied van de Indus rivier binnen. Het geloof van de Ariërs
mengde zich met het geloof van de lokale bevolking.

Ariërs  vereerden goden die verbonden waren met de natuur en de wereld om hen heen.
Sanskriet  de heilige taal van de hindoeïsten.

Het hindoeïsme heeft zich via de handel over geheel Azië verspreid. Veel Hindoes zijn naar Zuid-
Amerika, Noord-Amerika en Canada gegaan en veel naar het Verenigd koninkrijk.

Leer
Karma (handeling)  De natuurwet van oorzaak en gevolg.
 Heeft te maken met alles wat je doet, zegt en denkt en alles wat je niet doen, zegt en denkt.
 Een handeling moet erop gericht zijn dat het niemand pijn doet.
 God heeft hier niks mee te maken.
 Het doel van het leven is spiritueel groeien.
 Residu karma is karma uit een vorig leven. Dit moet je in dit leven afwerken.
 Gandhi: Door juist te handelen dien je de mens.

Er is maar 1 god die er altijd en overal is. Het is een eeuwige kracht, een energie die zich om ons heen
en binnen in bevindt.

Men ziet god als een natuurelement zoals vuur en water. Ook in de planeten en de maan.

Atman  De ziel is het goddelijk vonkje. Je diepste levenskern.

Trimoerti 
 Brahma: de creator
 Visjnoe: de onderhouder
 Sjiva: de vernietiger

Goden 
Lakashmi: Eerste vrouw van bisjnoe, verbonden met schoonheid en voorspoed.
Durga/kali: Echtgenote van Sjiva, verbonden met vruchtbaarheid en met vernietiging.
Sarasvati: Vrouw/dochter van Brahma. Godin van de kunst, creativiteit en wetenschap.
Ganesha: Dik mens met olifanten kop, neem obstakels weg.
Hanuman: Apenkoning en voorbeeld van trouw en eerlijkheid.

Atman  De ziel is het goddelijk vonkje. Je diepste levenskern.

Avatars Verschillende goden en manifestaties.
Istadevata  Een hindoe aanbidt een god waar hij/zij zich prettig bij voelt.

Er is dus maar 1 god, maar er zijn een heleboel vormen van god.

Arya Samaj  Geeft geen vorm aan god.
Sanatan Dharm  Wel vorm aan god en dus ook veel gebruik van beelden.

,Heilige koe 
 Alle wezens worden als heilig gezien.
 De koe is verbonden met allerlei goddelijke figuren.
 Via melk en melkproducten kwamen mensen aan voedingsstoffen.
 Vuuroffers werden gedaan met boter (gemaakt van melk).

Dharma  Bestemming, orde.
Samsara  De kringloop van het bestaan.
Moksja  Verlichting, bevrijding.
Brahman  Het al of het goddelijke, dat alles doorademt.

Verlossingswegen  Marga’s = weg.
 Karma-marga: de weg van het handelen.
 Bhakti-marga: De weh van de liefdevolle overgave.
 Jnana-marga: de weg van het inzicht

Kastensysteem 
 Brahmanen: Geestelijken
 Ksatriya’s: Bestuurders
 Vaisya’s: Boeren en geschoolde arbeiders
 Sjoedra’s/dasa’s: Slaven en bedienden
 Dalis: Onaantastbare, doen onrein werk
Iedere kaste heeft zijn eigen sociaal regels of dharma.

Veda’s  Oude gebeden en rituelen.
Pandit  Priester
Goeroe  Persoonlijke leermeester
Sadhu  Asceet
Puja  Offer
Sanskara  Sacrament

Geboorte  De vader sprenkelt boter en honing in de mond en fluistert mantra’s in het oor van de
baby.
Djanew-ritueel  Een jongen van twaalf wordt ingewijd als leerling en mag de heiligen boeken
bestuderen.
Huwelijken  Vinden plaats binnen de kasten en zijn meestal gearrangeerd.
Dood  Hindoes worden gecremeerd en de as wordt uitgestrooid in de ganges of in zee.

Feesten
Holi  Begin van de lente.
 Het feest sluit op een vrolijke manier het hindoejaar af en verwelkomt het nieuwe jaar.
 Bestrooien met kleur- en geurstoffen.

Divali  Eind oktober/begin november
 Oogstfeest, gewijd aan Lakashmi.
 Overwinning van licht over duisternis.
 Overal worden kleine lichten gezet en er worden verhalen verteld over de overwinningen over
het kwaad.

Dusshera  September
 Overwinning van Rama op Ravana.
 Grote pop die kwaad symboliseert wordt verbrand.

, Boeddhisme
Oorsprong

2500 jaar geleden werd Siddharta Gautama geboren. Hij was de zoon van een edelman. Hij werd
beschermd, omdat hij zijn vader moest opvolgen  Hij ging naar buiten en hij zag een oude man,
een zieke man, een dode man en daarna een heilige, die simpel gekleed was en niet veel bezit had 
Hij verliet het huis van zijn ouders met 5 anderen en probeerde met weinig eten geluk te vinden 
Hij ging naar de stad Bodh Gaya. Na 49 dagen mediteren bereikte hij verlichting.

Boeddha wilde mensen helpen met de kennis die hij had geleerd. Hij ging reizen en vertelde vaak
over hoe mensen een beter leven konden leiden.

Boeddha overleed toen hij 80 jaar was. Hij is daarna volgens velen in het Nirwana gekomen, de
heilige plek waar alles goed is en de ziel niet meer wedergeboren hoeft te worden.

Eerst breidde het boeddhisme zich uit over de landen rond India. Langs de kust van China is het in
Japan terecht gekomen en via de bergen zijn gebieden al Tibet en Nepal bereikt.

Leer

De vier edele waarheden 
 Het leven is lijden.
 Lijden ontstaat door begeerte en onwetendheid.
 Als we niet begeren lijden we niet.
 We leren de begeerte af doormiddel van het achtvoudig pad.

Het achtvoudig pad 
1. Juist inzicht
2. Juist besluit
3. Juist spreken
4. Juist handelen
5. Juist leven
6. Beheersing wil
7. Aandacht
8. Concentratie

Dukkha  Lijden. Druk vergankelijkheid en smartelijkheid van heel het bestaan uit.
Anatta  Niet-zelf
Anicca  Niets in blijvend
Dharma  Leer van Boeddha
Samsara  De kringloop van het bestaan.

Vijf voorschriften 
1. Niet doden
2. Niet stelen
3. Geen seksueel wangedrag
4. Geen onwaarheid spreken
5. Geen drank of drugs