Hoofdstuk 1 Over ondernemers
Ondernemer = iemand die mogelijkheden ziet om zich door vernieuwing een plaats in een markt te
veroveren of te behouden.
Onderzoek McClelland (psychologisch):
Ondernemer geworden om aan psychological needs te voldoen.
Ondernemers willen zich sterker bewijzen dan anderen need for achievement.
Ondernemers kunnen beter de situatie in de hand houden locus of control.
Ondernemers zijn minder terughoudend in risicio’s nemen risk taking propensity.
Psychologisch kenmerken ondernemer:
o Doorzettingsvermogen;
o Risico’s nemen;
o Ideeën ontwikkelen;
o Sociaal;
o Leider;
o Dominant.
Onderzoek Shapero (sociologisch):
De omstandigheden maken de ondernemer.
Pushstarter: door incident (bijv. ontslag uit loondienst) ondernemer worden latent
ondernemerschap = wel ondernemer willen/kunnen worden, maar hieraan nooit gedacht
hebben (gedwongen).
Pullstarter: ondernemers hebben het ondernemerschap met de paplepel ingegoten gekregen
(vrijwillig).
Ondernemers moeten in het bezit zijn van de adequate middelen.
Ondernemer worden door drang naar zelfstandigheid.
Ondernemer ervaart zijn positie vaak als eenzaam, hij staat er alleen voor stafmanco = het
ontbreken van een eigen ondersteunende staf.
Dit leidt tot 2 belangrijke risico’s van het ondernemen in een klein bedrijf:
Eenzijdigheid: te sterke focus op één aspect van het ondernemerschap ideaaltypen:
o Verkoper (koopman): sterke externe oriëntatie, zwakke interne oriëntatie.
o Techneut (vakman): sterke interne oriëntatie, zwakke externe oriëntatie.
Isolement: ondernemers maken zelfstandig beslissingen en luisteren niet naar goede
raadgevingen.
Persoonlijke onderneming: invloed van ondernemer op het bedrijfsbeleid is heel groot. Vaak minder
dan 10 werknemers in dienst.
Span of control = aantal mensen aan wie zelf direct effectief leiding kan worden gegeven. Als het
aantal medewerkers boven de 20 uitkomt, gaat de ondernemer meer functies delegeren
Onpersoonlijke onderneming: onderneming is minder afhankelijk van de ondernemer zelf. Ook
komen er meer procedures en taakomschrijvingen.
Empowerment: als een onderneming wil groeien, moeten er taken gedelegeerd worden, er meer
beslissingsbevoegdheden worden gegeven aan medewerkers en moet er meer ruimte worden
gegeven aan teams van werknemers of afdelingen om zelfsturend te kunnen handelen.
Kleinschalige onderneming = onderneming die staat of valt met de visie en de vitaliteit van één man
of vrouw en dus sterk bepaald wordt door diens ervaringen en persoonlijk ontwikkeling (kwalitatief).
Pagina 1 van 23
, Midden- en kleinbedrijf: minder dan 100 werknemers (kleinbedrijf tot 10, middenbedrijf 10-100)
(kwantitatief).
Het MKB is van macro-economisch van grote betekenis:
Grote werkgelegenheid;
Goed voor binnenlands product;
Creatie van werk;
Arbeidsomstandigheden;
Incrementele innovatie;
Toeleveren en uitbesteden.
Het MKB is belangrijk voor het functioneren van grote ondernemingen ruggengraat (backbone)
van de economie.
Niche-markets = kleine markten met zeer gespecialiseerde producten en diensten.
Schaalvoordelen: naarmate de productie toeneemt, wordt – door automatisering, betere bezetting
van de productiecapaciteit, specialisatie en arbeidsdeling en meer optimale inzet van
ontwikkelafdelingen – het product steeds goedkoper.
Schaalvoordelen leiden uiteindelijk tot verstarring; er moet namelijk zo veel mogelijk van hetzelfde
worden gemaakt. Daarom zijn schaalvoordelen eigenlijk alleen te behalen op stabiele markten.
Daarom staan schaalvoordelen tegenover een vermindering van de flexibiliteit het wordt
onmogelijk om snel in te spelen op veranderingen of af te wijken van de standaard.
Concentratiegraad = percentage van de totale werkgelegenheid dat in die branche door de vier
grootste bedrijven wordt aangeboden.
Pagina 2 van 23