HOORCOLLEGE 8: GETUIGEN
Onderwerpen:
Geheugen;
Geheugenfouten;
Suggestiviteit;
Informatie bij opdracht 2;
Informatie bij opdracht 3;
Afsluiting.
Dit college gaat over getuigen, in het vorig college hadden we het daar eigenlijk ook al over. In dit
college gaat het over de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring. Getuigenverklaringen
worden veel gebruikt als bewijsmiddel, maar daarmee hangt samen dat er ook wel eens vergissingen
in die verklaringen zitten. Met daarbij, in het meest ongunstige geval, een rechterlijke dwaling tot
gevolg. Dit is vervelend, want een politie moet vaak vertrouwen op een getuigenverklaring, zeker als
dit het enige bewijsmiddel is. Uit onderzoek van Saks en Koehler bleek dat van 86 dwalingen die zij
onderzochten 71% te maken had met vergissingen door getuigen. Let op: getuigen vergissen zich dus
niet in 71% van de gevallen.
Geheugen
Intermezzo: In het college werd een test gedaan met ons geheugen. Rassin liet woorden zien, waarbij
de bedoeling was dat wij deze onthielden. Later in dit college zou hij daar op terug komen.
Een getuige komt iets vertellen over wat hij gezien of gehoord heeft. Dit klinkt simpel, maar er zijn
verschillende subprocessen die hieraan ten grondslag liggen:
Lees bovenstaande afbeelding van rechts naar links, het volgende wordt ermee bedoeld:
1. Om te beginnen moet de getuige het goed hebben kunnen waarnemen (licht, afstand,
opletten et cetera spelen hierbij een rol). Hier hoort het ‘oog’ bij, het gaat om een virtuele
waarneming in dit geval;
2. Dan komt het in het kortetermijngeheugen (KTG) (= werkgeheugen);
3. Als je iets langer dan een paar minuten wil vasthouden, moet het overgebracht worden naar
het langetermijngeheugen (LTG) (= naar de harde schijf);
4. Het proces van KTG naar LTG heet codering;
5. De getuige moet de informatie die opgeslagen is (storage) ook weer kunnen ophalen.
1