Stoffen moleculen atomen
Stoffen ontstaan doordat atomen met andere atomen reageren
Atomaire massa-eenheid (u) eenheid waarin de massa van protonen en
neutronen wordt uitgedrukt
deeltje plaats lading
+
proton (p ) atoomkern 1+ (positief)
neutron (n) atoomkern 0
elektron (e-) schillen 1- (negatief)
Elektronenschillen: K-, L- en M-schil
K: max 2 elektronen
L: max 8 elektronen
M: max 18 elektronen
Atomen hebben atoomnummer komt overeen met aantal protonen in de kern
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Het aantal neutronen in de kern kan verschillen terwijl het aantal protonen hetzelfde
is, het massagetal is dus anders isotopen
Om isotopen van elkaar te onderscheiden vermeld je het massanummer (bijv. Ne-20)
Periodiek systeem
18 groepen staan bovenaan vermeld
Groep 18 edelgassen reageren nauwelijks met andere stoffen
Groep 17 halogenen: niet-ontleedbare stoffen die gemakkelijk reageren met
metalen
7 periodes (rechts vermeld) aantal schillen om de kern
De atoomsoorten zi jn ingedeeld in metalen en niet-metalen
Metalen (links, geel) hoog smelt- en kookpunt, glanzend uiterlijk, vervormbaar bij
hoge temperatuur
Niet-metalen (rechts, blauw) laag smelt- en kookpunt, vaak gasvormig
Metalloïden (roze) gedragen zich soms als metalen en soms als niet-metalen