2.1
Een aangepast deeltjesmodel
Faseovergangen verklaar je met het deeltjesmodelmolecuulsoorten veranderen
niet alleen de manier van bewegen
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en ontstaan er nieuwe stoffen
je gebruikt een aangepast deeltjesmodel
Atomen
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
Er zijn 118 verschillende atoomsoorten waarmee je miljarden stoffen kunt maken
elementen > stof waarvan de moleculen bestaan uit de
atomen van één atoomsoort
Alle atoomsoorten hebben een atoomsymbool wordt weergegeven 1 of 2 letters
Molecuulformules
Stoffen die bestaan uit moleculen weergeven met molecuulformule
welke atoomsoorten aanwezig + hoe vaak aanwezig
Voorbeeld molecuulformule: H2O > cijfer 2: index
geeft aan hoeveel atomen van die molecuulsoort
er voorkomen in het molecuul
Moleculen en chemische reacties
Een stof die uit meerdere atoomsoorten > verbinding
de atomen in een molecuul zijn met atoombindingen met elkaar verbonden
breken als er chemische reactie plaatsvindt
Een voorbeeld van een chemische reactie waarbij een verbinding ontstaat uit twee
elementen, is op microniveau weergegeven in dit plaatje
Tijdens deze reactie gaan de waterstof- en zuurstofmoleculen
kapot en ontstaan watermoleculen. Alle atomen blijven behouden.
Links en rechts van de pijl zijn dus evenveel atomen van elke soort.
H = waterstofatoom
O = zuurstofatoom
Systematische naamgeving moleculen
Een systematische naam stel je op:
1. De 1e atoomsoort benoem je bij z’n naam
2. De 2e atoomsoort benoem je bij z’n vervoeging
3. Het aantal atomen per soort benoem je met het Griekse telwoord > voor de
naam van het atoomsoort ! het telwoord mono (1) wordt altijd weggelaten
Voorbeeld: CO2 > C = koolstof > O = oxide > er staat een 2 voor dus ‘di’ ervoor
Koolstofdioxide
, 2.2
Reactievergelijkingen
Chemische reactie atoombindingen breken beginstoffen vallen uit elkaar
Macroniveau: beginstoffen gaan verloren
Microniveau: uit restanten worden nieuwe moleculen gevormd reactieproducten
Er gaan geen atomen verloren DUS atoombalans
Reactievergelijking: voor de pijl: beginstoffen - na de pijl: reactieproducten
N2 + 3 H2 2 NH3 N2 + 3 H2: beginstoffen - 2 NH3: reactieproduct
De coëfficiënt > getal dat voor de molecuulformule staat ! 1 wordt altijd weggelaten
2 NH3 > 2 is de coëficiënt
Een reactievergelijking > weergave van chemische reactie in formuletaal welke
stoffen in welke verhouding aan de reactie deelnemen
Faseaanduidingen
Achter de molecuulformule geef je tussen haakjes de fase van de stof aan
Bijv. O2 (l) = vloeibaar zuurstof
fase afkorting
vast s
vloeibaar l
gas g
opgelost in water aq
Stappenplan opstellen reactievergelijkingen
1. Maak een reactieschema > weergave chemische reactie in woorden
Water (l) waterstof (g) + zuurstof (g)
2. Zet ze om in formules
H2O (l) H2 (g) + O2 (g)
3. Kloppend maken > coëfficiënten toevoegen
Er is voor de reactie maar één atoom zuurstof en na de reactie 2 > onmogelijk
! je mag de index niet aanpassen (alleen de coëfficiënt)
H2O (l) H2 (g) + ½ O2 (g)
4. Vereenvoudigen
Zorg voor gehele getallen en zo klein mogelijke getallen
Alles vermenigvuldigen met 2
2 H2O 2 H2 (g) + O2 (g)
Een aangepast deeltjesmodel
Faseovergangen verklaar je met het deeltjesmodelmolecuulsoorten veranderen
niet alleen de manier van bewegen
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en ontstaan er nieuwe stoffen
je gebruikt een aangepast deeltjesmodel
Atomen
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
Er zijn 118 verschillende atoomsoorten waarmee je miljarden stoffen kunt maken
elementen > stof waarvan de moleculen bestaan uit de
atomen van één atoomsoort
Alle atoomsoorten hebben een atoomsymbool wordt weergegeven 1 of 2 letters
Molecuulformules
Stoffen die bestaan uit moleculen weergeven met molecuulformule
welke atoomsoorten aanwezig + hoe vaak aanwezig
Voorbeeld molecuulformule: H2O > cijfer 2: index
geeft aan hoeveel atomen van die molecuulsoort
er voorkomen in het molecuul
Moleculen en chemische reacties
Een stof die uit meerdere atoomsoorten > verbinding
de atomen in een molecuul zijn met atoombindingen met elkaar verbonden
breken als er chemische reactie plaatsvindt
Een voorbeeld van een chemische reactie waarbij een verbinding ontstaat uit twee
elementen, is op microniveau weergegeven in dit plaatje
Tijdens deze reactie gaan de waterstof- en zuurstofmoleculen
kapot en ontstaan watermoleculen. Alle atomen blijven behouden.
Links en rechts van de pijl zijn dus evenveel atomen van elke soort.
H = waterstofatoom
O = zuurstofatoom
Systematische naamgeving moleculen
Een systematische naam stel je op:
1. De 1e atoomsoort benoem je bij z’n naam
2. De 2e atoomsoort benoem je bij z’n vervoeging
3. Het aantal atomen per soort benoem je met het Griekse telwoord > voor de
naam van het atoomsoort ! het telwoord mono (1) wordt altijd weggelaten
Voorbeeld: CO2 > C = koolstof > O = oxide > er staat een 2 voor dus ‘di’ ervoor
Koolstofdioxide
, 2.2
Reactievergelijkingen
Chemische reactie atoombindingen breken beginstoffen vallen uit elkaar
Macroniveau: beginstoffen gaan verloren
Microniveau: uit restanten worden nieuwe moleculen gevormd reactieproducten
Er gaan geen atomen verloren DUS atoombalans
Reactievergelijking: voor de pijl: beginstoffen - na de pijl: reactieproducten
N2 + 3 H2 2 NH3 N2 + 3 H2: beginstoffen - 2 NH3: reactieproduct
De coëfficiënt > getal dat voor de molecuulformule staat ! 1 wordt altijd weggelaten
2 NH3 > 2 is de coëficiënt
Een reactievergelijking > weergave van chemische reactie in formuletaal welke
stoffen in welke verhouding aan de reactie deelnemen
Faseaanduidingen
Achter de molecuulformule geef je tussen haakjes de fase van de stof aan
Bijv. O2 (l) = vloeibaar zuurstof
fase afkorting
vast s
vloeibaar l
gas g
opgelost in water aq
Stappenplan opstellen reactievergelijkingen
1. Maak een reactieschema > weergave chemische reactie in woorden
Water (l) waterstof (g) + zuurstof (g)
2. Zet ze om in formules
H2O (l) H2 (g) + O2 (g)
3. Kloppend maken > coëfficiënten toevoegen
Er is voor de reactie maar één atoom zuurstof en na de reactie 2 > onmogelijk
! je mag de index niet aanpassen (alleen de coëfficiënt)
H2O (l) H2 (g) + ½ O2 (g)
4. Vereenvoudigen
Zorg voor gehele getallen en zo klein mogelijke getallen
Alles vermenigvuldigen met 2
2 H2O 2 H2 (g) + O2 (g)