TOXICOLOGIE
Hoofdstuk 1: algemene inleiding
1.1 Ongewenste effecten
1.1.1 QT-verlening
- Torsades de pointes zijn ventrikeltachycardieën die mogelijk fataal kunnen aflopen
- Ze zijn meestal geassocieerd aan QT-verlenging op electrodiagram
- Torsades de pointes zullen meestal slechts optreden bij combinatie van risicofactoren
o Risicogroepen voor verlenging van QT-tijd en torsades de pointes zijn oa mensen met hypokaliëmie,
mensen ouder dan 65 jaar, vrouwen, hartlijders,…
- Verband tussen verlenging van QT-tijd en optreden van torsades de pointes is meest duidelijk voor
sommige cardiale geneesmiddelen zoals sommige antiritmica
o Ook sommige niet cardiale geneesmiddelen kunnen QT-tijd verlengen zoals domperidon (vooral
bij dosis van meer dan 30mg/dag)
- Combinatie van meerdere geneesmiddelen die QT-tijd kunnen verlengen, verhoogd risico
o Ook bij combinatie van QT-verlengend geneesmiddel met geneesmiddel dat diens
metabolisatie inhibeert of afremt of bij combinatie met geneesmiddel dat elektrolytenstoornis
kan veroorzaken (bv kaliumverliezende diuretica) neemt risico toe
- Belangrijk risicosituaties te vermijden en steeds na te gaan of er onderliggende risicofactoren voor QT-
verlenging en torsades de pointes aanwezig zijn
1.1.2 Anticholinerge ongewenste effecten
- Bv bij astma
- Centrale ongewenste effecten: duizeligheid
- Perifere ongewenste effecten:
o Droge mond en ogen
o Verminderde zweetsecretie
o Misselijkheid en obstipatie
o Mydriase en accomodatiestoornissen
o Urineretentie
o Zelden tachycardie en hartritmestoornissen
- Verlagen van dosis -> aangewezen
1.1.3 Hyperkaliëmie
- Kan leiden tot levensbedreigende hartritmestoornissen en neuromusculaire problemen
o Normaal functionerende nieren kunnen overtollig kalium gemakkelijk uitscheiden
- Word meestal veroorzaakt door combinatie van factoren, met als belangrijkste nierinsufficiëntie en inname van
bepaalde geneesmiddelen
o Geneesmiddelen die hyperkaliëmie kunnen veroorzaken zijn oa ACE-inhibitoren, sartanen en
kaliumsparende diuretica
1.2 Geneesmiddelen met nauwe therapeutische-toxische marge
- Voor sommige geneesmiddelen is verschil tussen werkzame en toxische dosis klein
o Dit betekend dat er gemakkelijk toxische bloedspiegel kan ontstaan
o = geneesmiddelen met nauwe therapeutisch-toxische marge of smalle therapeutische breedte
- Bv
o Aminoglycosiden
o Anti-epileptica
o Theofylline
o Vitamine K-antagonisten
1.3 Interacties
- Interacties of wisselwerkingen zijn mogelijk tussen geneesmiddelen onderling, maar ook tussen geneesmiddelen
en voeding, alcohol en roken
, 1.3.1 Farmacodynamische interacties
- = wanneer toediening van meerdere geneesmiddelen of toediening van geneesmiddelen samen met bv voeding of
alcohol, leid tot verandering van antwoord zonder dat concentraties van betrokken geneesmiddelen in organisme
wijzigen
o Bv aangrijpend op eenzelfde eindorgaan (bv op hersenen, met overdreven sedatie tot gevolg)
1.3.2 Farmokinetische interacties
- = interacties waarbij concentraties van geneesmiddelen (‘subtraat’ of ‘slachtoffergeneesmiddel’) in organisme
word gewijzigd door ander geneesmiddel of bv voeding
o Veranderingen van concentratie hebben vanzelfsprekend meer belang als het gaat om
slachtoffergeneesmiddelen met nauwe therapeutisch-toxische marge of om anticonceptiva
- Interacties kunnen leiden tot versnellen of vertragen van afbraak van geneesmiddelen thv lever
o Vertragen van metabolisatie leid meestal tot versterkt antwoord
o Versnellen van metabolisatie leid tot verminderd antwoord
- Afbraak van geneesmiddelen thv lever gebeurt vooral oiv cytochroom P450-syteem (enzymen)
o Geneesmiddelen, alcohol, roken en voeding kunnen activiteit van deze enzymen versterken (induceren)
of verminderen (inhiberen)
1.4 Geneesmiddelenintoxicaties
- = concentratie van bepaald geneesmiddel in lichaam word zodanig hoog dat er toxische effecten ontstaan
- Bij geneesmiddelen met nauw therapeutisch-toxische marge is kans op ontstaan van intoxicatie groter
- Mogelijke symptomen:
o Respiratoire insufficiëntie
o Hartritmestoornissen
o Stimulatie of depressie van centrale zenuwstelsel
o Hypothermie
- Voor zeer beperkt aantal intoxicaties zijn er specifieke antidota (tegengif) beschikbaar
1.4.1 Intoxicatie met morfine
- Gekenmerkt door depressie van centrale zenuwstelsel: bewustzijnsdaling tot coma, verwardheid,
ademhalingsdepressie, hypothermie en hypotonie, miose (= nauwe pupillen)
- Antidoot: naloxone (opioïde antagonist)
1.4.2 Intoxicatie met paracetamol
- Symptomen van overdosering met paracetamol komen gedurende eerste 2 dagen niet overeen met potentiële
ernst van intoxicatie
o Vanaf 3-4 dagen na inname word in geval van ernstige intoxicatie, leverschade tgv levercelnecrose
klinisch manifest
o Deze leverbeschadiging kan uitmonden in hevig verlopende leverinsufficiëntie met als mogelijke
symptomen: encefalopathie, coma en stollingsstoornissen
o Soms eerste 2 dagen symptomen thv maagdarmstelsel: verminderde eetlust, misselijkheid, braken en
buikpijn
- Antidoot: N-acetylcysteïne
Hoofdstuk 2: middelen ivm hart- en vaatstelsel
2.1 Antihypertensiva
Aandachtspunten bij gebruik van antihypertensiva
- Vermijden van te uitgesproken en te snelle bloeddruk daling
o Best starten met lage dosis en die dan geleidelijk opdrijven
Hoofdstuk 1: algemene inleiding
1.1 Ongewenste effecten
1.1.1 QT-verlening
- Torsades de pointes zijn ventrikeltachycardieën die mogelijk fataal kunnen aflopen
- Ze zijn meestal geassocieerd aan QT-verlenging op electrodiagram
- Torsades de pointes zullen meestal slechts optreden bij combinatie van risicofactoren
o Risicogroepen voor verlenging van QT-tijd en torsades de pointes zijn oa mensen met hypokaliëmie,
mensen ouder dan 65 jaar, vrouwen, hartlijders,…
- Verband tussen verlenging van QT-tijd en optreden van torsades de pointes is meest duidelijk voor
sommige cardiale geneesmiddelen zoals sommige antiritmica
o Ook sommige niet cardiale geneesmiddelen kunnen QT-tijd verlengen zoals domperidon (vooral
bij dosis van meer dan 30mg/dag)
- Combinatie van meerdere geneesmiddelen die QT-tijd kunnen verlengen, verhoogd risico
o Ook bij combinatie van QT-verlengend geneesmiddel met geneesmiddel dat diens
metabolisatie inhibeert of afremt of bij combinatie met geneesmiddel dat elektrolytenstoornis
kan veroorzaken (bv kaliumverliezende diuretica) neemt risico toe
- Belangrijk risicosituaties te vermijden en steeds na te gaan of er onderliggende risicofactoren voor QT-
verlenging en torsades de pointes aanwezig zijn
1.1.2 Anticholinerge ongewenste effecten
- Bv bij astma
- Centrale ongewenste effecten: duizeligheid
- Perifere ongewenste effecten:
o Droge mond en ogen
o Verminderde zweetsecretie
o Misselijkheid en obstipatie
o Mydriase en accomodatiestoornissen
o Urineretentie
o Zelden tachycardie en hartritmestoornissen
- Verlagen van dosis -> aangewezen
1.1.3 Hyperkaliëmie
- Kan leiden tot levensbedreigende hartritmestoornissen en neuromusculaire problemen
o Normaal functionerende nieren kunnen overtollig kalium gemakkelijk uitscheiden
- Word meestal veroorzaakt door combinatie van factoren, met als belangrijkste nierinsufficiëntie en inname van
bepaalde geneesmiddelen
o Geneesmiddelen die hyperkaliëmie kunnen veroorzaken zijn oa ACE-inhibitoren, sartanen en
kaliumsparende diuretica
1.2 Geneesmiddelen met nauwe therapeutische-toxische marge
- Voor sommige geneesmiddelen is verschil tussen werkzame en toxische dosis klein
o Dit betekend dat er gemakkelijk toxische bloedspiegel kan ontstaan
o = geneesmiddelen met nauwe therapeutisch-toxische marge of smalle therapeutische breedte
- Bv
o Aminoglycosiden
o Anti-epileptica
o Theofylline
o Vitamine K-antagonisten
1.3 Interacties
- Interacties of wisselwerkingen zijn mogelijk tussen geneesmiddelen onderling, maar ook tussen geneesmiddelen
en voeding, alcohol en roken
, 1.3.1 Farmacodynamische interacties
- = wanneer toediening van meerdere geneesmiddelen of toediening van geneesmiddelen samen met bv voeding of
alcohol, leid tot verandering van antwoord zonder dat concentraties van betrokken geneesmiddelen in organisme
wijzigen
o Bv aangrijpend op eenzelfde eindorgaan (bv op hersenen, met overdreven sedatie tot gevolg)
1.3.2 Farmokinetische interacties
- = interacties waarbij concentraties van geneesmiddelen (‘subtraat’ of ‘slachtoffergeneesmiddel’) in organisme
word gewijzigd door ander geneesmiddel of bv voeding
o Veranderingen van concentratie hebben vanzelfsprekend meer belang als het gaat om
slachtoffergeneesmiddelen met nauwe therapeutisch-toxische marge of om anticonceptiva
- Interacties kunnen leiden tot versnellen of vertragen van afbraak van geneesmiddelen thv lever
o Vertragen van metabolisatie leid meestal tot versterkt antwoord
o Versnellen van metabolisatie leid tot verminderd antwoord
- Afbraak van geneesmiddelen thv lever gebeurt vooral oiv cytochroom P450-syteem (enzymen)
o Geneesmiddelen, alcohol, roken en voeding kunnen activiteit van deze enzymen versterken (induceren)
of verminderen (inhiberen)
1.4 Geneesmiddelenintoxicaties
- = concentratie van bepaald geneesmiddel in lichaam word zodanig hoog dat er toxische effecten ontstaan
- Bij geneesmiddelen met nauw therapeutisch-toxische marge is kans op ontstaan van intoxicatie groter
- Mogelijke symptomen:
o Respiratoire insufficiëntie
o Hartritmestoornissen
o Stimulatie of depressie van centrale zenuwstelsel
o Hypothermie
- Voor zeer beperkt aantal intoxicaties zijn er specifieke antidota (tegengif) beschikbaar
1.4.1 Intoxicatie met morfine
- Gekenmerkt door depressie van centrale zenuwstelsel: bewustzijnsdaling tot coma, verwardheid,
ademhalingsdepressie, hypothermie en hypotonie, miose (= nauwe pupillen)
- Antidoot: naloxone (opioïde antagonist)
1.4.2 Intoxicatie met paracetamol
- Symptomen van overdosering met paracetamol komen gedurende eerste 2 dagen niet overeen met potentiële
ernst van intoxicatie
o Vanaf 3-4 dagen na inname word in geval van ernstige intoxicatie, leverschade tgv levercelnecrose
klinisch manifest
o Deze leverbeschadiging kan uitmonden in hevig verlopende leverinsufficiëntie met als mogelijke
symptomen: encefalopathie, coma en stollingsstoornissen
o Soms eerste 2 dagen symptomen thv maagdarmstelsel: verminderde eetlust, misselijkheid, braken en
buikpijn
- Antidoot: N-acetylcysteïne
Hoofdstuk 2: middelen ivm hart- en vaatstelsel
2.1 Antihypertensiva
Aandachtspunten bij gebruik van antihypertensiva
- Vermijden van te uitgesproken en te snelle bloeddruk daling
o Best starten met lage dosis en die dan geleidelijk opdrijven