Amsterdam: Hogrefe.
1 Inleiding
Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een behandelvorm die gekenmerkt wordt door
kortdurende, probleemgerichte interventies. De interventiestrategieën die gebruikt worden, zijn
gebaseerd op de wetenschappelijke kennis en theorievorming over leren en cognitie. Zowel de
ontwikkeling van de behandeling als de evaluatie van de therapie heeft een sterke empirische
basis.
Bij CGT wordt gewerkt met gedrags- en cognitieve interventies:
● Het doel van gedragsinterventies is het verminderen van disfunctioneel gedrag en het
versterken van adaptief of gewenst gedrag. Enerzijds wordt dit bereikt door de
antecedenten (voorafgaand) en de gevolgen (achteraf) van het ongewenste gedrag te
veranderen. Anderzijds door gedragsoefeningen, die leiden tot nieuwe ervaringen.
● Cognitieve interventies zijn gericht op de verandering van disfunctionele gedachten,
zelfbeoordelingen en overtuigingen.
1. Vaststelling disfunctionele veronderstellingen ten grondslag aan de onjuiste
beoordeling van een situatie (door informatie te verzamelen).
2. Ter discussie stelling van deze veronderstelling met rationele argumenten of logisch
redeneren om nieuwe functionelere overtuigingen aan te leren.
De combinatie van beide interventies blijkt effectief te zijn bij verschillende psychische klachten
en stoornissen. De wortels van CGT liggen in de klassieke en operante conditionering of
leertheorie. Hierbij ligt de nadruk op de sturing van vrijwillig gedrag door bekrachtigende of
bestraffende gevolgen en op geconditioneerde reacties door de associatie met een indringende
gebeurtenis.
Deze theorieën zien gedachten als een vorm van gedrag, maar men vond de eenzijdige
gerichtheid op gedrag niet meer genoeg. Er werd steeds meer belang gehecht aan de inhoud
van veronderstellingen en het onderliggende systeem van overtuigingen over het zelf en de
omgeving als determinanten van emotie en gedrag.
Zo kwam men van gedragstherapie naar cognitieve gedragstherapie.
Naast het aanpassen van gedrag was behandeling nu ook gericht op het wijzigen van oordelen
en overtuigingen. De ‘derde golf’ legt weer meer nadruk op de gedragsmatige uitgangspunten
en minder op de inhoud van cognities.
In de praktijk verschillen therapeuten in de mate waarin ze werken volgens gedragsmatige of
cognitieve principes en interventiestrategieën. Het is moeilijk een duidelijke grens te trekken
tussen cognitieve therapie en CGT, omdat men gedragsmatige behandeling gebruikt om
cognities ter discussie te stellen. Er is sprake van overlap tussen de gedragsstrategieën en
cognitieve strategieën. Beide strategieën kunnen wel dezelfde interventies gebruiken.
De verbindende elementen in CGT zijn: de empirische basis, het leunen op kennis en theorie
over gedrag en cognitie, en de probleemgerichte aanpak. De CGT-therapeut streeft ernaar om