Tekstdoelen
Informeren: er is geen oordeel over de inhoud, enkel alleen feiten worden
gepresenteerd.
Opiniëren: de schrijver wilt de lezer aan het denken zetten/een eigen mening
laten vormen
Overtuigen: de schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.
Activeren: de lezer moet iets gaan doen.
Amuseren: de lezer moet genieten van de tekst. (verzonnen verhalen)
Tekstsoorten
Betoog: OVERTUIGEN, mening over een bepaald standpunt moet door de lezer
overgenomen worden.
- Mening is de hoofdgedachte van de tekst.
- Auteur geeft argumenten (en weerlegd de tegenargumenten).
Beschouwing: OPINIËREN, auteur wilt dat de lezers nadenken over iets en een
eigen mening vormen.
- Hoofdgedachte is vaak een formulering als 'Hoewel de geleerden het
erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van
voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies
moet zijn.'
Uiteenzetting: INFORMEREN, bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt.
- Hoofdgedachte is constatering (vaststelling van een feit of verschijnsel)
LET OP! Sommige teksten bevatten twee tekstsoorten = mengvormen.
Citeren
- Citeer een tekstfragment: een tekstdeel groter dan één zin citeren.
- Citeer een zin: één hele zin (van hoofdletter tot punt) citeren.
- Citeer een woord: één woord citeren. Meer woorden = aftrek.
- Citeer een zinsgedeelte/zinsnede: stuk van een zin citeren. Niet de hele zin!
- Citeer een woordgroep: (klein) aantal bij elkaar horende woorden citeren.
Vormen samen een woordgroep/zinsdeel: onderwerp, lijdend voorwerp,
meewerkend voorwerp, ect.
, Functiewoorden
Functiewoord Uitleg
Aanbeveling Staat vaak aan het einde van de tekst, de schrijver geeft
een advies aan de lezer.
Aanleiding De reden van de schrijver om de tekst te schrijven.
Anekdote Een persoonlijk of grappig verhaaltje, vaak in de inleiding.
Argument De schrijver geeft een onderbouwing van zijn mening
(standpunt of stelling)
Beoordeling De schrijver geeft een oordeel over een onderwerp of
situatie.
Bewijsvoering Er wordt een onderbouwing met feiten gegeven om de
juistheid van een stelling aan te tonen.
Conclusie Staat in het slot van een tekst, de schrijver concludeert iets
op de grond van de inhoud van de rest van de tekst.
Constatering De schrijver ziet iets/merkt iets op.
Doelstelling De schrijver geeft aan wat hij wil bereiken met zijn tekst.
Gevolg(en) De schrijver noemt de gevolgen van een situatie of
verschijnsel.
Hypothese De schrijver spreekt zijn verwachting uit, maar deze
verwachting moet nog bewezen worden.
Nuancering De schrijver zwakt een genoemd standpunt af, door meerdere
(andere) kanten van een zaak te belichten.
Oorzaak Er wordt aangegeven waardoor iets is geworden zoals het is.
Oplossing Als er een probleem in de tekst wordt genoemd, wordt er
verderop vaak een oplossing gegeven.
Opsomming Er wordt een reeks van
voorbeelden/onderwerpen/onderdelen/verklaringen, etc.
gegeven.
Probleemstelling De schrijver noemt een probleem.
Samenvatting Aan het eind van een tekst of tekstgedeelte wordt nogmaals
het belangrijkste herhaald.
Standpunt / De mening van de schrijver wordt gegeven.
stelling
Tegenargument De schrijver ontkracht een eerder genoemd standpunt.
Informeren: er is geen oordeel over de inhoud, enkel alleen feiten worden
gepresenteerd.
Opiniëren: de schrijver wilt de lezer aan het denken zetten/een eigen mening
laten vormen
Overtuigen: de schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.
Activeren: de lezer moet iets gaan doen.
Amuseren: de lezer moet genieten van de tekst. (verzonnen verhalen)
Tekstsoorten
Betoog: OVERTUIGEN, mening over een bepaald standpunt moet door de lezer
overgenomen worden.
- Mening is de hoofdgedachte van de tekst.
- Auteur geeft argumenten (en weerlegd de tegenargumenten).
Beschouwing: OPINIËREN, auteur wilt dat de lezers nadenken over iets en een
eigen mening vormen.
- Hoofdgedachte is vaak een formulering als 'Hoewel de geleerden het
erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van
voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies
moet zijn.'
Uiteenzetting: INFORMEREN, bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt.
- Hoofdgedachte is constatering (vaststelling van een feit of verschijnsel)
LET OP! Sommige teksten bevatten twee tekstsoorten = mengvormen.
Citeren
- Citeer een tekstfragment: een tekstdeel groter dan één zin citeren.
- Citeer een zin: één hele zin (van hoofdletter tot punt) citeren.
- Citeer een woord: één woord citeren. Meer woorden = aftrek.
- Citeer een zinsgedeelte/zinsnede: stuk van een zin citeren. Niet de hele zin!
- Citeer een woordgroep: (klein) aantal bij elkaar horende woorden citeren.
Vormen samen een woordgroep/zinsdeel: onderwerp, lijdend voorwerp,
meewerkend voorwerp, ect.
, Functiewoorden
Functiewoord Uitleg
Aanbeveling Staat vaak aan het einde van de tekst, de schrijver geeft
een advies aan de lezer.
Aanleiding De reden van de schrijver om de tekst te schrijven.
Anekdote Een persoonlijk of grappig verhaaltje, vaak in de inleiding.
Argument De schrijver geeft een onderbouwing van zijn mening
(standpunt of stelling)
Beoordeling De schrijver geeft een oordeel over een onderwerp of
situatie.
Bewijsvoering Er wordt een onderbouwing met feiten gegeven om de
juistheid van een stelling aan te tonen.
Conclusie Staat in het slot van een tekst, de schrijver concludeert iets
op de grond van de inhoud van de rest van de tekst.
Constatering De schrijver ziet iets/merkt iets op.
Doelstelling De schrijver geeft aan wat hij wil bereiken met zijn tekst.
Gevolg(en) De schrijver noemt de gevolgen van een situatie of
verschijnsel.
Hypothese De schrijver spreekt zijn verwachting uit, maar deze
verwachting moet nog bewezen worden.
Nuancering De schrijver zwakt een genoemd standpunt af, door meerdere
(andere) kanten van een zaak te belichten.
Oorzaak Er wordt aangegeven waardoor iets is geworden zoals het is.
Oplossing Als er een probleem in de tekst wordt genoemd, wordt er
verderop vaak een oplossing gegeven.
Opsomming Er wordt een reeks van
voorbeelden/onderwerpen/onderdelen/verklaringen, etc.
gegeven.
Probleemstelling De schrijver noemt een probleem.
Samenvatting Aan het eind van een tekst of tekstgedeelte wordt nogmaals
het belangrijkste herhaald.
Standpunt / De mening van de schrijver wordt gegeven.
stelling
Tegenargument De schrijver ontkracht een eerder genoemd standpunt.