Probleem 1: Geheugen
● Definities van concepten met achterliggende theorie (cognitieve view)
● Cognitieve load (hoe gerelateerd aan geheugen?)
● Wat kunnen leraren doen zodat studenten de materie zullen onthouden?
● Cognitieve view van leren
● Dual-store model
● Explicit and implicit memories, declarative/procedural knowledge
● Levels-of-processing model
● Activation model
● Cognitive load
Terminologie
- Memory
In sommige gevallen betekent het informatie bewaren (synoniem voor leren maar
dan met een grotere nadruk op informatie recall). In andere gevallen betekent het
een gebied in het geheugensysteem waar verkregen informatie wordt opgeslagen
zoals werkgeheugen en langetermijngeheugen.
- Storage
Het proces van nieuwe informatie in het geheugen stoppen
- Encoding
Informatie aanpassen om het beter te kunnen herinneren zoals de vorm veranderen,
nieuwe informatie toevoegen of nieuwe informatie versimpelen (ezelsbruggetjes).
- Retrieval
Het proces waarbij mensen informatie vinden die voorheen stored was.
Dual-store model
Werkgeheugen en langetermijngeheugen zijn twee verschillende entiteiten. Niet alle
psychologen zijn het hiermee eens. Controleprocessen hebben invloed op geheugen. Leren
is intentioneel en bewust (want er is aandacht nodig).
,Sensory register
Capaciteit Een grote capaciteit.
Forms of storage Informatie wordt bewaard in dezelfde vorm als dat het binnen kwam.
Visuele informatie wordt bewaard als visuele informatie. De persoon
heeft informatie nog niet geïnterpreteerd. Het sensory register bewaart
informatie voordat encoding plaatsvindt.
Duration Informatie blijft hier heel kort. Visuele informatie vaak minder dan een
seconde. Auditieve informatie vaak minstens 2 seconden en soms
langer. Harde stimuli duren langer dan zacht.
Interference (nieuwe informatie) en decay zorgt ervoor dat informatie
uit de hersenen verdwijnt.
De rol van aandacht
Informatie gaat van het sensorische register naar het werkgeheugen door middel van
aandacht. Informatie waar geen aandacht aan wordt gegeven, verdwijnt.
Factoren die aandacht beinvloeden
Beweging Bewegende objecten trekken meer aandacht dan stilstaande objecten.
Grootte Grote objecten trekken meer aandacht dan kleine objecten.
Intensiteit Intense stimuli zoals felle kleuren en luide geluiden, trekken de
aandacht.
Nieuwheid Stimuli die nieuw of ongewoon zijn trekken aandacht.
Incongruentiteit Objecten die niet logisch zijn in de context trekken aandacht.
Social cues Social cues trekken de aandacht bijvoorbeeld als veel mensen
dezelfde kant op kijken, kijk je daar ook heen.
Emotie Stimuli met sterke emotionele associaties trekken de aandacht
Persoonlijk belangen Trekken en behouden de aandacht
Natuur van aandacht
Cocktail party fenomeen → Je kan je slechts focussen op een ding, de rest negeer je
(onbewust). Dit is onderzocht middels een techniek genaamd shadowing. Aandacht wordt
niet langer gezien als een filter maar de precieze natuur is niet bekend. Het bevat
automatische reacties en bewuste controle. Ook valt het in bepaalde mate leren.
Gelimiteerde capaciteit van aandacht
1. Figure-ground → wanneer men zich focust op de details van het object, kunnen ze
zich niet focussen op de dingen op de achtergrond.
2. Limited processing capacity → het aantal stimuli waar aandacht aan wordt gegeven
hangt af van hoeveel cognitieve processen er nodig zijn. Sommige dingen gaan
automatisch, zoals autorijden, waardoor men meer aandacht kan geven aan
meerdere dingen.
, Werkgeheugen
Voorheen heette dit het kortetermijngeheugen maar omdat er cognitieve processen bij
betrokken zijn, wordt het nu ook wel werkgeheugen genoemd. In dit component van
geheugen vind actief denken plaats. Het werkgeheugen werd gezien als de centrale
executief. Echter zijn er veel verschillen tussen mensen in hoeverre deze vaardigheden
effectief kunnen gebruiken. Dit wordt ook wel Effortful Control genoemd.
Capaciteit Het werkgeheugen heeft een hele kleine capaciteit, in tegenstelling
tot het sensorischeregister. En de capaciteit staat gelijk aan het
magische nummer zeven, plus of -2. Volgens Miller kunnen mensen 5
tot 9 units aan informatie houden in het Working memory. Het aantal
units kan niet meer zijn, maar de hoeveelheid informatie in elke unit
kan wel meer zijn. Een voorbeeld hiervan is chunking; het combineren
van stukjes informatie. Dit kan het aantal informatie vermeerderen in
het werkgeheugen. Echter lijkt deze theorie te simpel. Een andere
onderzoeker heeft voorgesteld dat mensen slechts 3 tot 5
betekenisvolle items in het werkgeheugen kunnen houden.
Forms of Storage De meeste informatie wordt opgeslagen in een auditieve vorm. Echter
slaat het werkgeheugen informatie ook op als visueel, ruimtelijk, tactile
en psychomotorisch.
Verschillende onderzoekers geloven dat is het werkgeheugen twee of
meer verschillende storage mechanismes bevat die zich specialiseren
in verschillende zintuigen. Bijvoorbeeld de phonological loop; kan een
kleine hoeveelheid auditieve en verbale informatie fris houden door
constante herhaling. Een visuospatial sketchpad bevat visuele en
ruimtelijke informatie (details en scannen). Episodic buffer; loop,
sketchpad en langetermijngeheugen wordt geintegreerd tot een
representatie.
Duration De duur is erg kort, minder dan 30 seconden. Net zoals bij
sensorische register, zijn decay en interference verklaringen voor
deze korte tijd.
Controle processen
1. Organisatie
Men kan informatie organiseren op een bepaalde manier, zoals chunking. Een
andere manier is een ritme of een melodie toevoegen. Ook kan men een betekenis
toevoegen, middels informatie uit het long term memory.
2. Retrieval
Informatie vanuit het werkgeheugen verkrijgen is vaak makkelijk en automatisch.
Toch ligt eraan hoeveel informatie er bewaard wordt.
3. Maintenance rehearsal
Herhalen van informatie om het te behouden in het werkgeheugen. Het herhalen
gaat decay en interference tegen.
Informatie verplaatsen naar long term memory
Nieuwe informatie verbinden met oude kennis (men slaat informatie in het long term memory
beter op wanneer ze het relateren aan dingen die ze al weten)
● Definities van concepten met achterliggende theorie (cognitieve view)
● Cognitieve load (hoe gerelateerd aan geheugen?)
● Wat kunnen leraren doen zodat studenten de materie zullen onthouden?
● Cognitieve view van leren
● Dual-store model
● Explicit and implicit memories, declarative/procedural knowledge
● Levels-of-processing model
● Activation model
● Cognitive load
Terminologie
- Memory
In sommige gevallen betekent het informatie bewaren (synoniem voor leren maar
dan met een grotere nadruk op informatie recall). In andere gevallen betekent het
een gebied in het geheugensysteem waar verkregen informatie wordt opgeslagen
zoals werkgeheugen en langetermijngeheugen.
- Storage
Het proces van nieuwe informatie in het geheugen stoppen
- Encoding
Informatie aanpassen om het beter te kunnen herinneren zoals de vorm veranderen,
nieuwe informatie toevoegen of nieuwe informatie versimpelen (ezelsbruggetjes).
- Retrieval
Het proces waarbij mensen informatie vinden die voorheen stored was.
Dual-store model
Werkgeheugen en langetermijngeheugen zijn twee verschillende entiteiten. Niet alle
psychologen zijn het hiermee eens. Controleprocessen hebben invloed op geheugen. Leren
is intentioneel en bewust (want er is aandacht nodig).
,Sensory register
Capaciteit Een grote capaciteit.
Forms of storage Informatie wordt bewaard in dezelfde vorm als dat het binnen kwam.
Visuele informatie wordt bewaard als visuele informatie. De persoon
heeft informatie nog niet geïnterpreteerd. Het sensory register bewaart
informatie voordat encoding plaatsvindt.
Duration Informatie blijft hier heel kort. Visuele informatie vaak minder dan een
seconde. Auditieve informatie vaak minstens 2 seconden en soms
langer. Harde stimuli duren langer dan zacht.
Interference (nieuwe informatie) en decay zorgt ervoor dat informatie
uit de hersenen verdwijnt.
De rol van aandacht
Informatie gaat van het sensorische register naar het werkgeheugen door middel van
aandacht. Informatie waar geen aandacht aan wordt gegeven, verdwijnt.
Factoren die aandacht beinvloeden
Beweging Bewegende objecten trekken meer aandacht dan stilstaande objecten.
Grootte Grote objecten trekken meer aandacht dan kleine objecten.
Intensiteit Intense stimuli zoals felle kleuren en luide geluiden, trekken de
aandacht.
Nieuwheid Stimuli die nieuw of ongewoon zijn trekken aandacht.
Incongruentiteit Objecten die niet logisch zijn in de context trekken aandacht.
Social cues Social cues trekken de aandacht bijvoorbeeld als veel mensen
dezelfde kant op kijken, kijk je daar ook heen.
Emotie Stimuli met sterke emotionele associaties trekken de aandacht
Persoonlijk belangen Trekken en behouden de aandacht
Natuur van aandacht
Cocktail party fenomeen → Je kan je slechts focussen op een ding, de rest negeer je
(onbewust). Dit is onderzocht middels een techniek genaamd shadowing. Aandacht wordt
niet langer gezien als een filter maar de precieze natuur is niet bekend. Het bevat
automatische reacties en bewuste controle. Ook valt het in bepaalde mate leren.
Gelimiteerde capaciteit van aandacht
1. Figure-ground → wanneer men zich focust op de details van het object, kunnen ze
zich niet focussen op de dingen op de achtergrond.
2. Limited processing capacity → het aantal stimuli waar aandacht aan wordt gegeven
hangt af van hoeveel cognitieve processen er nodig zijn. Sommige dingen gaan
automatisch, zoals autorijden, waardoor men meer aandacht kan geven aan
meerdere dingen.
, Werkgeheugen
Voorheen heette dit het kortetermijngeheugen maar omdat er cognitieve processen bij
betrokken zijn, wordt het nu ook wel werkgeheugen genoemd. In dit component van
geheugen vind actief denken plaats. Het werkgeheugen werd gezien als de centrale
executief. Echter zijn er veel verschillen tussen mensen in hoeverre deze vaardigheden
effectief kunnen gebruiken. Dit wordt ook wel Effortful Control genoemd.
Capaciteit Het werkgeheugen heeft een hele kleine capaciteit, in tegenstelling
tot het sensorischeregister. En de capaciteit staat gelijk aan het
magische nummer zeven, plus of -2. Volgens Miller kunnen mensen 5
tot 9 units aan informatie houden in het Working memory. Het aantal
units kan niet meer zijn, maar de hoeveelheid informatie in elke unit
kan wel meer zijn. Een voorbeeld hiervan is chunking; het combineren
van stukjes informatie. Dit kan het aantal informatie vermeerderen in
het werkgeheugen. Echter lijkt deze theorie te simpel. Een andere
onderzoeker heeft voorgesteld dat mensen slechts 3 tot 5
betekenisvolle items in het werkgeheugen kunnen houden.
Forms of Storage De meeste informatie wordt opgeslagen in een auditieve vorm. Echter
slaat het werkgeheugen informatie ook op als visueel, ruimtelijk, tactile
en psychomotorisch.
Verschillende onderzoekers geloven dat is het werkgeheugen twee of
meer verschillende storage mechanismes bevat die zich specialiseren
in verschillende zintuigen. Bijvoorbeeld de phonological loop; kan een
kleine hoeveelheid auditieve en verbale informatie fris houden door
constante herhaling. Een visuospatial sketchpad bevat visuele en
ruimtelijke informatie (details en scannen). Episodic buffer; loop,
sketchpad en langetermijngeheugen wordt geintegreerd tot een
representatie.
Duration De duur is erg kort, minder dan 30 seconden. Net zoals bij
sensorische register, zijn decay en interference verklaringen voor
deze korte tijd.
Controle processen
1. Organisatie
Men kan informatie organiseren op een bepaalde manier, zoals chunking. Een
andere manier is een ritme of een melodie toevoegen. Ook kan men een betekenis
toevoegen, middels informatie uit het long term memory.
2. Retrieval
Informatie vanuit het werkgeheugen verkrijgen is vaak makkelijk en automatisch.
Toch ligt eraan hoeveel informatie er bewaard wordt.
3. Maintenance rehearsal
Herhalen van informatie om het te behouden in het werkgeheugen. Het herhalen
gaat decay en interference tegen.
Informatie verplaatsen naar long term memory
Nieuwe informatie verbinden met oude kennis (men slaat informatie in het long term memory
beter op wanneer ze het relateren aan dingen die ze al weten)
