Vraag 1:
Welke stelling is juist?
Stelling 1: Lethargie houdt in dat een publieke manager niet ingrijpt, want elke ingreep zou leiden tot een negatief
resultaat.
Stelling 2: In New Public Management wordt er vooral gebruik gemaakt van bedrijfskundige modellen en
bedrijfseconomische analyses.
☐ A )Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
☐ B) Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist
☐ C) Beide stellingen zijn juist
☐ D) Beide stellingen zijn onjuist
Vraag 2:
(Fictieve casus) De gemeente Assen heeft voor de Voedselbank een jaarlijks budget van €50.000 gereserveerd. De hoogte
van het bedrag is gebaseerd op het aantal huishoudens dat de voedselbank helpt. Om welke vorm van budgettering gaat
het?
☐ A) Inputbudgettering
☐ B) Outputbudgettering
☐ C) Activiteitenbudgettering
☐ D) Allocatiebudgettering
Vraag 3:
Wat wordt er bedoeld met een monitory democracy?
☐ A) De regering wordt niet alleen gecontroleerd door het parlement, maar ook door andere overheidsinstellingen zoals
het CBS.
☐ B) Dat niet langer het parlement de belangrijkste toezichthouder is op de macht, maar vele anderen, waaronder de
nieuwsmedia
☐ C) Een democratie waarin het gedrag van burgers gemonitord wordt, om op die manier het gedrag via ‘nudging’ te
beïnvloeden
☐ D) Geen van bovenstaande
Vraag 4:
Welke veronderstelling over publieke managers wordt NIET genoemd in het boek?
☐ A) De manager creëert werk en leidt professionals af van hun werk
☐ B) Er zijn te veel managers in de organisatie
☐ C) Managers komen steeds meer uit het bedrijfsleven en werken allemaal bedrijfsmatig
☐ D) Managers worden in een te hoge schaal geplaatst, ze verdienen dus te veel voor het werk wat ze doen.
Welke stelling is juist?
Stelling 1: Lethargie houdt in dat een publieke manager niet ingrijpt, want elke ingreep zou leiden tot een negatief
resultaat.
Stelling 2: In New Public Management wordt er vooral gebruik gemaakt van bedrijfskundige modellen en
bedrijfseconomische analyses.
☐ A )Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
☐ B) Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist
☐ C) Beide stellingen zijn juist
☐ D) Beide stellingen zijn onjuist
Vraag 2:
(Fictieve casus) De gemeente Assen heeft voor de Voedselbank een jaarlijks budget van €50.000 gereserveerd. De hoogte
van het bedrag is gebaseerd op het aantal huishoudens dat de voedselbank helpt. Om welke vorm van budgettering gaat
het?
☐ A) Inputbudgettering
☐ B) Outputbudgettering
☐ C) Activiteitenbudgettering
☐ D) Allocatiebudgettering
Vraag 3:
Wat wordt er bedoeld met een monitory democracy?
☐ A) De regering wordt niet alleen gecontroleerd door het parlement, maar ook door andere overheidsinstellingen zoals
het CBS.
☐ B) Dat niet langer het parlement de belangrijkste toezichthouder is op de macht, maar vele anderen, waaronder de
nieuwsmedia
☐ C) Een democratie waarin het gedrag van burgers gemonitord wordt, om op die manier het gedrag via ‘nudging’ te
beïnvloeden
☐ D) Geen van bovenstaande
Vraag 4:
Welke veronderstelling over publieke managers wordt NIET genoemd in het boek?
☐ A) De manager creëert werk en leidt professionals af van hun werk
☐ B) Er zijn te veel managers in de organisatie
☐ C) Managers komen steeds meer uit het bedrijfsleven en werken allemaal bedrijfsmatig
☐ D) Managers worden in een te hoge schaal geplaatst, ze verdienen dus te veel voor het werk wat ze doen.
