WEEK 1
Je legt uit wat vitamines zijn en benoemt belangrijke functies in het lichaam.
ALGEMENE KENMERKEN
- Organische stoffen = kenmerk is dat ze C en H bevatten. (Soms ook N, O, S,
fosfolipide). Waar een levend materiaal uit is opgebouwd. Kunnen ook
afgebroken worden door micro-organismen. Levende wezens zijn opgebouwd
uit organische stoffen.
- Vitaminen variëren van vet, eiwit en koolhydraten. Zitten dus bijna overal
in, zelfs in vet!
- Betrokken bij regulatie lichaamsprocessen het is essentieel dat bepaalde
vitamines en mineralen beschikbaar zijn voor heel veel processen in het
lichaam
- Ze leveren zelf geen energie in tegenstelling tot de macronutriënten, wel
vaak betrokken bij het proces om energie vrij te maken
- Kleine hoeveelheden nodig (mg/ug)
o Maar vaak wel essentieel (kan ons lichaam niet zelf maken)
- Structuur:
o Losse/individuele eenheden (geen ketens zoals macronutriënten)
o Moleculen
- Komen voor in voeding
o Van nature
o Synthetisch geproduceerd, ook soms in supplementen
HOE ZIJN ZE ONTDEKT?
- Begint al in 1747 (18e eeuw)
o James lind schotse marine chauffeur
o Eten van sinaasappelen kon scheurbuik voorkomen, kwam dus achter
dat in sinaasappels een bepaald stofje zat dat de ziekte kon voorkomen
en genezen.
- Komt voor in stroomversnelling aan het begin van de 20e eeuw
o Er zijn dus stofjes in voedingsmiddelen, weten nog niet precies welke
het zijn, maar zijn wel belangrijk.
o 1911: een Poolse wetenschapper, Cashmire Funk gaf de
verzamelnaam ‘vitaminen’ aan een groep stoffen die hij ‘vitaal voor het
leven’ noemde
o Vita = leven, amine = stikstof
o Lang niet alle vitamines bevatten stikstof, maar toen was de naam al
geboren
VERSCHILLENDE SOORTEN
- Water oplosbaar
- Vet oplosbaar
- Verschillen in absorptie, transport, opslag en uitscheiding in het lichaam.