Metabole Aandoeningen
| Theorie 1 | 1
De spijsvertering 2
Katabolisme en anabolisme 8
Suiker 10
Stoornissen in suikerhuishouding 13
Overgewicht en metabool syndroom 15
Diabetes 18
KNGF-standaard beweeginterventie voor diabetes mellitus 20
Amputatie en prothesiologie 26
Diabetes educatie 29
Circulatie 30
Atherosclerose 31
sPAV: symptomatisch Perifeer Arterieel Vaatlijden 33
KNGF Richtlijn: Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden 36
| Theorie 2 | 40
Gedragsverandering 41
Belangrijke factoren bij gedragsverandering 44
Gedragsveranderingsmodellen 45
Beweegadvies 47
Culturele diversiteit 49
Zelfregulatie en persoonlijke effectiviteit 52
Sociale steun 55
| Overzichten | 56
Glucose: verwerking in de spiervezel 57
Glucose: katabolisme en anabolisme 58
Lever: lipoproteïnecomplexen 59
Obesitas: gevolgen 59
Diabetes Mellitus: werking van hormonen op de glucoseconcentratie 60
Diabetes Mellitus: symptomen uitgelegd 61
Diabetes Mellitus: behandeling 62
Risico-informatie: winnen en verliezen 63
Gedragsveranderingsmodellen 64
Motivational interviewing: voorbeelden 66
,| Theorie 1 |
● De spijsvertering
● Katabolisme en anabolisme
● Suiker
● Stoornissen in suikerhuishouding
● Overgewicht en metabool syndroom
● Diabetes
● KNGF-standaard beweeginterventie voor
diabetes mellitus
● Amputatie en prothesiologie
● Diabetes educatie
● Circulatie
● Atherosclerose
● sPAV: symptomatisch Perifeer Arterieel Vaatlijden
● KNGF Richtlijn: Symptomatisch perifeer arterieel
vaatlijden
1
,De spijsvertering
Spijsverteringkanaal
Het spijsverteringskanaal, ofwel maag-
darmkanaal, bestaat voor voedsel
achtereenvolgens uit:
1. de mondholte
2. de farynx (keelholte)
3. de oesofagus (slokdarm)
4. de gaster/ventriculus (maag)
5. de dunne darm
6. de colon (dikke darm)
7. het rectum (endeldarm)
● Tussen de maag en de dunne darm zit een
sluitspier die open gaat als de inhoud tegen
de 12-vingerige darm komt: de pylorus.
● De dunne darm bestaat uit 3 delen: het
duodenum (de twaalfvingerige darm), het
jejunum en het ileum.
● Aan het eerste deel van de dikke darm (het
caecum) hangt de appendix (het
wormvormig aanhangsel) in de vorm van
een sigmoïde (S).
● De endeldarm wordt afgesloten met een
sluitspier: de sfincter ani.
● De opname van voedsel duurt ongeveer 4 uur
De globale functies van het spijsverteringsstelsel zijn:
- secretie van slijm en spijsverteringssappen
- peristaltiek
- vertering van voedingsstoffen door spijsverteringsenzymen
- resorptie van voedingsstoffen, inclusief water en zouten
- hormoonproductie
- uitscheiding van restproducten
2
, De mond, keelholte en slokdarm
Structuur: Functie(s):
Mond Mechanische vertering: maakt door kauwen het voedsel kleiner en mengt het met speeksel. Er
heerst een pH van 6 tot 7,5.
Speekselklieren Speeksel maakt voedsel vochtiger en gladder. Het bestaat uit slijm, water, amylase en HCO3-. Bij
een hoge concentratie HCO3- begint amylase met de vertering van zetmeel (glucose-keten). */**
Drie paar speekselklieren produceren speeksel:
- glandula sublingualis (onder de tong)
- glandula submandibularis (onder de onderkaak)
- glandula parotis (in de wang)
Keelholte Slikken:
Slokdarm 1. willekeurige fases
(TRANSPORT D.M.V.
PERISTALTIEK)
a. voorbereidende fase
→ hap/slok nemen en kauwen
→ hap gekauwd en met speeksel gemengd voedsel = bolus
b. orale fase
→ transport van bolus naar de farynx: de tong rolt naar achteren tegen het
verharde gehemelte en duwt zo de bolus naar achteren
→ als voedsel in contact komt met de achterwand treedt de slikreflex op
2. reflectoire fases
a. faryngeale fase
→ het zachte gehemelte met de huig wordt naar boven getrokken, waardoor
de weg naar de neus wordt afgesloten
→ het strottenhoofd wordt omhoog getrokken naar het strotklepje, waardoor
het klepje kantelt en de bolus over het klepje de slokdarm wordt ingeduwd
→ de stembanden worden tegen elkaar getrokken, waardoor de doorgang
naar de luchtweg is afgesloten en de ademhaling kortdurend stopt
b. oesofageale fase
→ de bovenste sluitspier van de slokdarm ontspant als de bolus over het
strotklepje is gepasseerd, waardoor de bolus de slokdarm inglijdt
→ met behulp van peristaltiek gaat de bolus voorbij de onderste sluitspier van
de slokdarm, de maag in
* parasympatische prikkeling = stimulatie speekselsecretie / sympatische prikkeling = remming speekselsecretie
** amylase zet amylose (zetmeel) om in maltose (disachariden)
3