P2 Economie: ‘Algemene economische basisprincipes’
- H1 1.1 t/m 1.4
- H2 2.1 t/m 2.5
- H3 3.1
- H4 4.1 t/m 4.4 & 4.6
- H5 5.1 t/m 5.4
- H6 6.1 t/m 6.3
- H7 7.1
- H8 8.1 t/m 8.5
- H10 10.5 t/m 10.8
,1.1: Externe Bedrijfsomgeving
De externe omgeving van een bedrijf bestaat uit 2 onderdelen:
Macro-omgeving directe omgeving (meso-omgeving)
- Demografisch - Ontwikkeling huidige en toekomstige vraag
- Economisch - Concurrentieverhouding
- Sociaal-cultureel - Afnemersgedrag
- Technologisch - Leveranciers
- Ecologisch - Substituutgoederen
- Politiek-juridisch - Potentiële toetreders op de markt
1.2: Het centrale economische probleem
Schaarste is het kernprobleem van de economie: je hebt altijd te weinig middelen om je doelen te
realiseren.
Alternatief aanwendbare middelen:
Zijn voor meerdere dingen in te zetten, maar als je ze eenmaal hebt gebruikt, kun je niet meer terug
(VB: tijd, geld)
alternatieve kosten of de opportunity costs:
De misgelopen opbrengsten omdat je voor optie A hebt gekozen in plaats van optie B.
Welvaart = de mate waarin consumenten met behulp van schaarse, alternatief aanwenbare
middelen in hun behoefte kunnen voorzien.
Hierdoor wordt welvaart vaak gelijkgesteld aan de waarde van de goederen en diensten die een land
produceert, het zogeheten bruto binnenlands product (BBP).
Vrije goederen = goederen die onbeperkt ter beschikking staan. Hierdoor is er geen schaarste en
hoef je dus ook niet te kiezen.
VB: de zon, lucht.
, De manier waarop productie-consumptie op elkaar is afgestemd (de manier van organiseren) in een
land heet de economische orde. Doel hiervan is om zo goed mogelijk te voorzien in de behoeften van
consumenten.
Er zijn 2 soorten economische ordes:
1. Budgetmechanisme
De overheid beslist welke goederen worden geproduceerd, op welke manier en tegen welke
prijs. In een democratie kunnen politici de productie vastleggen door te vertellen hoeveel geld er
aan uit mag worden gegeven aan een bepaald onderwerp (Max. 5 miljard voor
Gezondheidszorg). In een bureaucratie wordt de staatsproductie bepaald. Dit heet een
planeconomie (Noord-Korea).
2. Marktmechanisme
Hierin komt prijs en product tot stand door de consument en de producent zelf. Hoe hoger de
vraag, hoe meer productie en hoe hoger de prijs. Hoe lager de vraag, hoe minder de productie en
hoe lager de prijs.
In een markteconomie bepaalt het marktmechanisme voor welke goederen de productiefactoren
worden gebruikt. Dit heet de allocatie van de productiefactoren.
In de praktijk is geen enkel land 100% markteconomie of een plan economie. We spreken daarom
van een gemengde economie. De mate waarin kan wel verschillen.
(VB: Noord-Korea = 10% markteconomie, 90% planeconomie)
(VB: Nederland = 90% markteconomie, 10% planeconomie)
1.4: Economische wetenschappen
Economisch handelen = de manier waarop consumenten, producenten en overheden omgaan met
schaarse, alternatief wendbare middelen om hun doelstelling te bereiken.
Er zijn verschillende niveaus wat betreft de externe bedrijfsomgeving:
Micro-economie = binnen de omgeving van een bedrijf (producent-consument)
Meso-economie = binnen de omgeving van een bedrijfstak (producent-concurrent)
Macro-economie = binnen de omgeving van een land (producent-overheid)
Monetaire economie en internationale economische betrekkingen zijn onderdeel van de macro-
economie en worden vaak apart besproken:
Monetaire economie gaat over de rol van geld in een economie en besteedt daarbij aandacht aan
bijvoorbeeld de hoogte van de rente en de werking van financiële markten.
Internationale economische betrekkingen bestudeert de internationale handel en het financiële
verkeer tussen landen. Hierbij komen onder andere wisselkoersen en de redenen voor internationale
handel voorbij.
- H1 1.1 t/m 1.4
- H2 2.1 t/m 2.5
- H3 3.1
- H4 4.1 t/m 4.4 & 4.6
- H5 5.1 t/m 5.4
- H6 6.1 t/m 6.3
- H7 7.1
- H8 8.1 t/m 8.5
- H10 10.5 t/m 10.8
,1.1: Externe Bedrijfsomgeving
De externe omgeving van een bedrijf bestaat uit 2 onderdelen:
Macro-omgeving directe omgeving (meso-omgeving)
- Demografisch - Ontwikkeling huidige en toekomstige vraag
- Economisch - Concurrentieverhouding
- Sociaal-cultureel - Afnemersgedrag
- Technologisch - Leveranciers
- Ecologisch - Substituutgoederen
- Politiek-juridisch - Potentiële toetreders op de markt
1.2: Het centrale economische probleem
Schaarste is het kernprobleem van de economie: je hebt altijd te weinig middelen om je doelen te
realiseren.
Alternatief aanwendbare middelen:
Zijn voor meerdere dingen in te zetten, maar als je ze eenmaal hebt gebruikt, kun je niet meer terug
(VB: tijd, geld)
alternatieve kosten of de opportunity costs:
De misgelopen opbrengsten omdat je voor optie A hebt gekozen in plaats van optie B.
Welvaart = de mate waarin consumenten met behulp van schaarse, alternatief aanwenbare
middelen in hun behoefte kunnen voorzien.
Hierdoor wordt welvaart vaak gelijkgesteld aan de waarde van de goederen en diensten die een land
produceert, het zogeheten bruto binnenlands product (BBP).
Vrije goederen = goederen die onbeperkt ter beschikking staan. Hierdoor is er geen schaarste en
hoef je dus ook niet te kiezen.
VB: de zon, lucht.
, De manier waarop productie-consumptie op elkaar is afgestemd (de manier van organiseren) in een
land heet de economische orde. Doel hiervan is om zo goed mogelijk te voorzien in de behoeften van
consumenten.
Er zijn 2 soorten economische ordes:
1. Budgetmechanisme
De overheid beslist welke goederen worden geproduceerd, op welke manier en tegen welke
prijs. In een democratie kunnen politici de productie vastleggen door te vertellen hoeveel geld er
aan uit mag worden gegeven aan een bepaald onderwerp (Max. 5 miljard voor
Gezondheidszorg). In een bureaucratie wordt de staatsproductie bepaald. Dit heet een
planeconomie (Noord-Korea).
2. Marktmechanisme
Hierin komt prijs en product tot stand door de consument en de producent zelf. Hoe hoger de
vraag, hoe meer productie en hoe hoger de prijs. Hoe lager de vraag, hoe minder de productie en
hoe lager de prijs.
In een markteconomie bepaalt het marktmechanisme voor welke goederen de productiefactoren
worden gebruikt. Dit heet de allocatie van de productiefactoren.
In de praktijk is geen enkel land 100% markteconomie of een plan economie. We spreken daarom
van een gemengde economie. De mate waarin kan wel verschillen.
(VB: Noord-Korea = 10% markteconomie, 90% planeconomie)
(VB: Nederland = 90% markteconomie, 10% planeconomie)
1.4: Economische wetenschappen
Economisch handelen = de manier waarop consumenten, producenten en overheden omgaan met
schaarse, alternatief wendbare middelen om hun doelstelling te bereiken.
Er zijn verschillende niveaus wat betreft de externe bedrijfsomgeving:
Micro-economie = binnen de omgeving van een bedrijf (producent-consument)
Meso-economie = binnen de omgeving van een bedrijfstak (producent-concurrent)
Macro-economie = binnen de omgeving van een land (producent-overheid)
Monetaire economie en internationale economische betrekkingen zijn onderdeel van de macro-
economie en worden vaak apart besproken:
Monetaire economie gaat over de rol van geld in een economie en besteedt daarbij aandacht aan
bijvoorbeeld de hoogte van de rente en de werking van financiële markten.
Internationale economische betrekkingen bestudeert de internationale handel en het financiële
verkeer tussen landen. Hierbij komen onder andere wisselkoersen en de redenen voor internationale
handel voorbij.