Levensbeschouwing periode 4
Theorie uit boek/les
Communicatie op 2 manieren:
1. Boodschappen d.m.v. taal dialoog (gesprek)
2. Boodschappen d.m.v. tekens symbolen, logo’s en iconen
Waarom zijn verhalen vanuit GL van belang een verhaal zet aan tot denken.
Het kind leert door vertellen van verhalen:
Ordening aanbrengen in ruimte en tijd
Zicht krijgen op levensvragen wie ben ik, hoe ga je met elkaar om?
Vergroot woordenschat
Fantasie en inlevingsvermogen wordt gestimuleerd
Gevoelens en gedachten ordenen
In woorden en beelden een levensverhaal vertellen
Een moment van ontspanning
Soorten verhalen:
Mythe = verhaal over goden, basis religie
bijv. koning Midas (alles wat hij aanraakt veranderd in goud)
Sage = mondeling doorgegeven volksverhalen
Bijv. koning Arthur (ridders), vliegende Hollander
Legende = een traditioneel christelijk volksverhaal (niet bewezen)
Bijv. Robin Hood, monster van Loch Ness
Fabel = korte, verzonnen vertelling met moraal (ideeën over goed/slecht)
Bijv. de vos en de raaf
Satire = spottende kritiek, absurde overdrijving
Bijv. de lof der zotheid (Erasmus)
Sprookje = fantasievertelling, goede wordt beloond en slechte afgestraft
Bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje (volkssprookje)
Bijv. kleine zeemeermin (cultuursprookjes)
Kenmerken symbool:
Herkenningstekens die iets uitdrukken en ergens naar verwijzen (kleuren, vlaggen,
lichaamstaal)
Communicatiemiddel (verkeersborden, logo’s, bedrijven)
Gemeenschapsvormend (voetbalsupporters)
Onbegrip of verwijdering (moslim mannen geven geen hand aan vrouwen, in de
westerse cultuur is dit normaal)
Drempelsituaties, zoals huwelijk, geboorte, dood, nieuw beroep etc.
Theorie uit boek/les
Communicatie op 2 manieren:
1. Boodschappen d.m.v. taal dialoog (gesprek)
2. Boodschappen d.m.v. tekens symbolen, logo’s en iconen
Waarom zijn verhalen vanuit GL van belang een verhaal zet aan tot denken.
Het kind leert door vertellen van verhalen:
Ordening aanbrengen in ruimte en tijd
Zicht krijgen op levensvragen wie ben ik, hoe ga je met elkaar om?
Vergroot woordenschat
Fantasie en inlevingsvermogen wordt gestimuleerd
Gevoelens en gedachten ordenen
In woorden en beelden een levensverhaal vertellen
Een moment van ontspanning
Soorten verhalen:
Mythe = verhaal over goden, basis religie
bijv. koning Midas (alles wat hij aanraakt veranderd in goud)
Sage = mondeling doorgegeven volksverhalen
Bijv. koning Arthur (ridders), vliegende Hollander
Legende = een traditioneel christelijk volksverhaal (niet bewezen)
Bijv. Robin Hood, monster van Loch Ness
Fabel = korte, verzonnen vertelling met moraal (ideeën over goed/slecht)
Bijv. de vos en de raaf
Satire = spottende kritiek, absurde overdrijving
Bijv. de lof der zotheid (Erasmus)
Sprookje = fantasievertelling, goede wordt beloond en slechte afgestraft
Bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje (volkssprookje)
Bijv. kleine zeemeermin (cultuursprookjes)
Kenmerken symbool:
Herkenningstekens die iets uitdrukken en ergens naar verwijzen (kleuren, vlaggen,
lichaamstaal)
Communicatiemiddel (verkeersborden, logo’s, bedrijven)
Gemeenschapsvormend (voetbalsupporters)
Onbegrip of verwijdering (moslim mannen geven geen hand aan vrouwen, in de
westerse cultuur is dit normaal)
Drempelsituaties, zoals huwelijk, geboorte, dood, nieuw beroep etc.