Naam leerling: H. A. Datum: 28 april Ingevuld door: H. A. en (naam student)
Fase 1: Waarnemen en signaleren
Positieve en stimulerende aspecten Moeilijkheden en belemmerende aspecten
Bij leerling: H. A. is sociaal en behulpzaam. Bij leerling: H. A. voelt zich door haar pestverleden snel aangevallen. Ze wil
Ze werkt netjes en precies en houdt van de creatieve vakken. heel graag vrienden maken maar doet dat op de verkeerde manier. Ze
benauwd de leerlingen.
Bij de leerkracht: De leerkracht is rustig en behulpzaam. Ze zorgt dat
iedereen er in de klas bij hoort. Bij de leerkracht: De leerkracht kan geïrriteerd raken door de
behulpzaamheid van H. A.. Het is vaak op het verkeerde moment.
Bij de groepsgenoten: De groepsgenoten werken graag samen. Ze denken
goed mee bij het oplossen van conflicten. Bij de groepsgenoten: De reden van groepsgenoten om wel of niet met
iemand te werken of spelen zijn vaak onduidelijk. Ze ergeren zich soms aan
Bij de ouders: De ouders van H. A. zijn vriendelijke en betrokken mensen. Ze H. A..
helpen H. A. thuis waar ze kunnen.
Bij de ouders: De ouders van H. A. spreken slecht Nederlands.
Welke bovenstaande aspecten zou ik willen benutten in mijn plan van aanpak? Welke mogelijkheden zie ik om gesignaleerde positieve aspecten
handelingsgericht in te zetten?
H. A. kan andere leerlingen helpen tijdens de creatieve vakken. Ze is creatief en helpt andere leerlingen graag.
De klas denkt al goed mee bij het oplossen van conflicten als die klassikaal worden besproken. Leerlingen kunnen tijdens het buitenspelen ook eerst zelf
proberen om het probleem op te lossen.
Fase 2: Begrijpen
Welk(e) doel(en) zou ik met deze leerling willen bereiken? Formuleer in concreet waarneembaar gedrag! Overleg met betrokkenen!