Psychologie en pedagogiek van het kind in het basisonderwijs
Welke ontwikkelingen zijn er?
- Fysieke ontwikkeling - Cognitieve ontwikkeling
- Motorische ontwikkeling - Sociale ontwikkeling
- Emotionele ontwikkeling - Morele ontwikkeling
- Identiteitsontwikkeling
Beeldvorming van de leefwereld van de kinderen in de onderbouw.
Door middel van observeren:
1. Open observatie / ongestructureerd (vrij/beschrijvend)
2. Semi gestructureerde observatie (aandachtspunten)
3. Gestructureerde observatie (systematisch)
Kern van de ontwikkeling van 3 tot 6 jarigen:
Vanuit een onbewuste levenshouding, komt het kind nu bewust in het leven te staan en begint zich
te realiseren wie hij zelf is.
Belangrijke gebeurtenis:
Voor het eerst naar school: andere volwassenen en andere kinderen gaan deel uitmaken van je
leven.
Ontwikkeling 1: fysieke ontwikkeling
Ontwikkeling van de hersenen verloopt niet gelijktijdig maar volgt een bepaald patroon.
1. Primaire sensorische gebieden: zintuiglijke waarneming
2. Motorische gebieden: het voorbereiden en uitvoeren van beweging
3. Associatiegebieden: de integratie van informatie van verschillende zintuigen
4. Prefrontale gebieden: motivatie, oordeelsvermogen en redeneren
Er vindt steeds meer verbinding plaats tussen hersencellen, deze verbindingen noemen we
synapsen. Bij de geboorte ligt dit aantal op 2.500, bij drie jarigen op 15.000. Het wegkappen van
verbindingen noemen we pruning. Het versterken en wegkappen van verbindingen gebeurt onder
invloed van omgeving en de genen.
Het kind begint ook interesse te ontwikkelen voor de ander, vooral van het andere geslacht. Freud
noemt dit de fallische fase. Daarnaast ontdekt het kind ook onderscheid tussen kinderen en
volwassenen. Volwassenheid is een status die je bereikt door fysieke groei. Het ‘groter worden’
wordt heel belangrijk.
Als kleuters een fantasie spel spelen doen ze dit in de verleden tijd. Hiermee geven ze het verschil
tussen fantasie en werkelijkheid aan. Door het uitspelen van gebeurtenissen en ervaringen kunnen
nieuwe gebeurtenissen en ervaringen een plek krijgen. Dit helpt ook om angst te voorkomen. Door
het ontstaan van bewust zijn van het eigen, wordt het kind zich ook bewust van zijn fysieke
verschijning. Het besef dat er iets aan het lichaam stuk kan gaan, houdt het kind in deze periode
steeds meer bezig.
Welke ontwikkelingen zijn er?
- Fysieke ontwikkeling - Cognitieve ontwikkeling
- Motorische ontwikkeling - Sociale ontwikkeling
- Emotionele ontwikkeling - Morele ontwikkeling
- Identiteitsontwikkeling
Beeldvorming van de leefwereld van de kinderen in de onderbouw.
Door middel van observeren:
1. Open observatie / ongestructureerd (vrij/beschrijvend)
2. Semi gestructureerde observatie (aandachtspunten)
3. Gestructureerde observatie (systematisch)
Kern van de ontwikkeling van 3 tot 6 jarigen:
Vanuit een onbewuste levenshouding, komt het kind nu bewust in het leven te staan en begint zich
te realiseren wie hij zelf is.
Belangrijke gebeurtenis:
Voor het eerst naar school: andere volwassenen en andere kinderen gaan deel uitmaken van je
leven.
Ontwikkeling 1: fysieke ontwikkeling
Ontwikkeling van de hersenen verloopt niet gelijktijdig maar volgt een bepaald patroon.
1. Primaire sensorische gebieden: zintuiglijke waarneming
2. Motorische gebieden: het voorbereiden en uitvoeren van beweging
3. Associatiegebieden: de integratie van informatie van verschillende zintuigen
4. Prefrontale gebieden: motivatie, oordeelsvermogen en redeneren
Er vindt steeds meer verbinding plaats tussen hersencellen, deze verbindingen noemen we
synapsen. Bij de geboorte ligt dit aantal op 2.500, bij drie jarigen op 15.000. Het wegkappen van
verbindingen noemen we pruning. Het versterken en wegkappen van verbindingen gebeurt onder
invloed van omgeving en de genen.
Het kind begint ook interesse te ontwikkelen voor de ander, vooral van het andere geslacht. Freud
noemt dit de fallische fase. Daarnaast ontdekt het kind ook onderscheid tussen kinderen en
volwassenen. Volwassenheid is een status die je bereikt door fysieke groei. Het ‘groter worden’
wordt heel belangrijk.
Als kleuters een fantasie spel spelen doen ze dit in de verleden tijd. Hiermee geven ze het verschil
tussen fantasie en werkelijkheid aan. Door het uitspelen van gebeurtenissen en ervaringen kunnen
nieuwe gebeurtenissen en ervaringen een plek krijgen. Dit helpt ook om angst te voorkomen. Door
het ontstaan van bewust zijn van het eigen, wordt het kind zich ook bewust van zijn fysieke
verschijning. Het besef dat er iets aan het lichaam stuk kan gaan, houdt het kind in deze periode
steeds meer bezig.
