Strijkinstrumenten
groot dynamisch bereik
sterke expressieve mogelijkheden
homogone kleur door verschillende registers van laag tot hoog
verschillende klank- en kleureffecten
Toonhoogteproductie van strijkers in eerste instantie vastgelegd door vaste toonhoogte van losse
snaren: stemming van de strijkinstrumenten
kwintrelatie tussen viool en altviool octaafrelatie tussen altviool en cello [Tenor ontbreekt dus!]
contrabas klinkt octaaf lager dan genoteerd
Strijkstok: uiteinden worden “punt” en “slof” genoemd.
Opstreek: begint met punt
Afstreek: begint met slof
Beperkingen
Niet meer dan twee snaren tegelijk aan te strijken
Accoorden van 3 of 4 tonen: van onder naar boven arpeggio gespeeld, waarbij ten hoogste twee
tonen kunnen worden aangehouden
Aanstrijken 3 tonen is mogelijk door stok sterk op middelste snaar te drukken
Verdelen van tonen / partijen over meerder violen: divisi / divisés / geteilt / divided
Soms (korte) solopartij voor concertmeester
Scordatura
Wanneer losse snaren een afwijkende stemming hebben
aangegeven voor sleutel met kleine nootjes of in omschrijving
bij eenvoudige scordatura wordt toonhoogte genoteerd die gespeeld moet worden
Scordatura’s kunnen ook leiden tot transponerende notatie: dit leidt soms tot een verwarrend beeld
van kruisen en mollen (elke snaar kan anders transponeren!)
pizzicato met wijsvinger getokkeld
• arc. coll’ arco: met de strijkstok: heft pizzicato op
• c.l. col legno: met het hout van de strijkstok te spelen
• c.c. col crine: met het haar; heft col legno op
• mart. martellato: “gehamerd”, met drukaccent spelen
• sul tasto “ op ” de toets strijken (toon wordt matter)
• sul ponticello “ op ” de kam strijken
pos. nat. posizione naturale; heft sul tasto/sul pont. op pos. ord.
posizione ordinario: heft sul tasto/sul pont. op con sord.
con sordino: met demper (“houtje” op de kam; remt overbrengen trillingen: vooral kleureffect!)
groot dynamisch bereik
sterke expressieve mogelijkheden
homogone kleur door verschillende registers van laag tot hoog
verschillende klank- en kleureffecten
Toonhoogteproductie van strijkers in eerste instantie vastgelegd door vaste toonhoogte van losse
snaren: stemming van de strijkinstrumenten
kwintrelatie tussen viool en altviool octaafrelatie tussen altviool en cello [Tenor ontbreekt dus!]
contrabas klinkt octaaf lager dan genoteerd
Strijkstok: uiteinden worden “punt” en “slof” genoemd.
Opstreek: begint met punt
Afstreek: begint met slof
Beperkingen
Niet meer dan twee snaren tegelijk aan te strijken
Accoorden van 3 of 4 tonen: van onder naar boven arpeggio gespeeld, waarbij ten hoogste twee
tonen kunnen worden aangehouden
Aanstrijken 3 tonen is mogelijk door stok sterk op middelste snaar te drukken
Verdelen van tonen / partijen over meerder violen: divisi / divisés / geteilt / divided
Soms (korte) solopartij voor concertmeester
Scordatura
Wanneer losse snaren een afwijkende stemming hebben
aangegeven voor sleutel met kleine nootjes of in omschrijving
bij eenvoudige scordatura wordt toonhoogte genoteerd die gespeeld moet worden
Scordatura’s kunnen ook leiden tot transponerende notatie: dit leidt soms tot een verwarrend beeld
van kruisen en mollen (elke snaar kan anders transponeren!)
pizzicato met wijsvinger getokkeld
• arc. coll’ arco: met de strijkstok: heft pizzicato op
• c.l. col legno: met het hout van de strijkstok te spelen
• c.c. col crine: met het haar; heft col legno op
• mart. martellato: “gehamerd”, met drukaccent spelen
• sul tasto “ op ” de toets strijken (toon wordt matter)
• sul ponticello “ op ” de kam strijken
pos. nat. posizione naturale; heft sul tasto/sul pont. op pos. ord.
posizione ordinario: heft sul tasto/sul pont. op con sord.
con sordino: met demper (“houtje” op de kam; remt overbrengen trillingen: vooral kleureffect!)