Koperblazers: hoorns, trompet, trombone, tuba
Hoorns: zachte koper
Trompetten: schelle koper
Hoorns staan in de partituur altijd tussen fagotten en trompetten, ondanks dat ze lager klinken dan
trompetten. Indien 4 hoorns: meestal genoteerd op 2 balken.
Trompetten, soms 3 op 1 balk. Ingewikkeld? 3 e op 2e balk.
Koperen blaasinstrumenten
Toonhoogte voornamelijk bepaald door lengte buis. Messing.
Belangrijke onderdelen: Mondstuk – Hoofdbuis – Beker
Mondstuk (kelkvormig, van metaal) zeer bepalend voor klank instrument en voor gemak waarmee
hoge of lage tonen geblazen kunnen worden.
ondiep mondstuk: uitstekend voor kracht en glansrijke toon (met nadruk op hoge harmonischen)
conisch gevormd mondstuk (hoorns): zeer geschikt voor zachtere, vloeiende tonen
Op natuurinstrumenten (hoorns en trompetten zonder ventielen) zijn slechts natuurtonen
(boventonen) uitvoerbaar. Grondtoon bepaald door lengte buis.
Eigenlijke grondtoon is meestal niet of slecht te blazen: pedaaltoon (deze speelt alleen bij trombone
rol van betekenis)
Afwijkingen in zuiverheid van boventonen moeten gecorrigeerd worden door speler (met
embouchure of “stoppen”)
instrument verstemmen d.m.v. stembeugel: stuk buis dat tussengeschoven wordt in totale
buislengte: hierdoor verschuift natuurtonenreeks (verklaart de vele verschillende hoorn- en
trompetliggingen)
Embouchure en vooral stoptechniek (bij Hoorns): plaatsen van vuist in klankbeker: hierdoor
verandert toonhoogte (ca. kl. sec.). Bekwame hoornisten konden zo op natuurinstrument vrijwel
diatonisch en chromatisch spelen. Echter: gestopte tonen klinken zwakker dan open tonen.
Als je kijkt naar de ventielinstrumenten:
1. Draaiventiel
2. Pompventiel
Feitelijk natuurinstrumenten waarin m.b.v. “kraanmechaniek” de buislengte tijdens het spelen kan
worden gewijzigd: deze wijziging buislengte d.m.v. “ventielen”:
Ventielen kunnen verlagen van een kl 2 tot overm 4.
Hoorns: zachte koper
Trompetten: schelle koper
Hoorns staan in de partituur altijd tussen fagotten en trompetten, ondanks dat ze lager klinken dan
trompetten. Indien 4 hoorns: meestal genoteerd op 2 balken.
Trompetten, soms 3 op 1 balk. Ingewikkeld? 3 e op 2e balk.
Koperen blaasinstrumenten
Toonhoogte voornamelijk bepaald door lengte buis. Messing.
Belangrijke onderdelen: Mondstuk – Hoofdbuis – Beker
Mondstuk (kelkvormig, van metaal) zeer bepalend voor klank instrument en voor gemak waarmee
hoge of lage tonen geblazen kunnen worden.
ondiep mondstuk: uitstekend voor kracht en glansrijke toon (met nadruk op hoge harmonischen)
conisch gevormd mondstuk (hoorns): zeer geschikt voor zachtere, vloeiende tonen
Op natuurinstrumenten (hoorns en trompetten zonder ventielen) zijn slechts natuurtonen
(boventonen) uitvoerbaar. Grondtoon bepaald door lengte buis.
Eigenlijke grondtoon is meestal niet of slecht te blazen: pedaaltoon (deze speelt alleen bij trombone
rol van betekenis)
Afwijkingen in zuiverheid van boventonen moeten gecorrigeerd worden door speler (met
embouchure of “stoppen”)
instrument verstemmen d.m.v. stembeugel: stuk buis dat tussengeschoven wordt in totale
buislengte: hierdoor verschuift natuurtonenreeks (verklaart de vele verschillende hoorn- en
trompetliggingen)
Embouchure en vooral stoptechniek (bij Hoorns): plaatsen van vuist in klankbeker: hierdoor
verandert toonhoogte (ca. kl. sec.). Bekwame hoornisten konden zo op natuurinstrument vrijwel
diatonisch en chromatisch spelen. Echter: gestopte tonen klinken zwakker dan open tonen.
Als je kijkt naar de ventielinstrumenten:
1. Draaiventiel
2. Pompventiel
Feitelijk natuurinstrumenten waarin m.b.v. “kraanmechaniek” de buislengte tijdens het spelen kan
worden gewijzigd: deze wijziging buislengte d.m.v. “ventielen”:
Ventielen kunnen verlagen van een kl 2 tot overm 4.