Portfolio
Praktijkleren 2
Klinisch redeneren en onderzoekend vermogen
,Voorwoord
2
,Inhoudsopgave
Voorwoord..........................................................................................................................2
Klinisch redeneren en onderzoekend vermogen..................................................................3
Casusbeschrijving................................................................................................................................................4
Anamnese.............................................................................................................................................................4
Diagnose..............................................................................................................................................................7
Externe en persoonlijke factoren.........................................................................................................................9
Coping stijl.........................................................................................................................................................10
Activiteiten en participatie.................................................................................................................................11
Overeenkomsten en verschillen..........................................................................................................................11
Diagnoses..........................................................................................................................11
Resultaat en interventies..................................................................................................12
Evaluatie...........................................................................................................................15
Bijlage 1............................................................................................................................18
Bijlage 2............................................................................................................................19
Bijlage 3............................................................................................................................20
Bijlage 4............................................................................................................................21
Literatuurlijst....................................................................................................................23
Klinisch redeneren en onderzoekend vermogen
3
, Casusbeschrijving
Meneer X. is 69 jaar oud en woont zelfstandig in een seniorencomplex, hier is altijd
verpleegkundig personeel aanwezig. Meneer heeft een bel om zijn arm, mocht er iets zijn
dan komt de verpleging. De bel is verbonden met een kastje in zijn woonkamer, via dat
kastje kan de verpleging met meneer communiceren. Meneer heeft last van epilepsie, 40
jaar geleden kreeg meneer zijn eerste aanval achter het stuur. Wanneer hij een aanval krijgt
voelt hij dit aankomen, meneer ziet dan een mistkrans. Soms is hij langere tijd aanvalsvrij,
soms heeft hij 1 of meerdere aanvallen in korte tijd. Meneer is arbeidsongeschikt verklaard
door zijn epilepsie. Ook heeft meneer 5 jaar geleden een cerebrovasculair accident (CVA)
gehad.
Meneer beheert zijn eigen medicatie. Meneer slikt clopidogrel, carbamazepine, pantoprazol,
levetiracetam en midazolam neusspray. De midazolam neusspray wordt gegeven als
meneer een epileptische aanval krijgt, hij komt hierdoor snel weer bij. Meneer krijgt
huishoudelijke hulp en is zelfstandig in de ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen).
Meneer heeft een hondje, waar hij erg gek op is. Ook is hij sportief en gaat hij graag naar
buiten, momenteel is hij vrijwilliger bij koersbal. Meneer is getrouwd geweest, helaas is zijn
vrouw overleden. Meneer heeft goed contact met zijn familie. Hij heeft een zoon met
autisme, een dochter en drie kleinkinderen. Ook heeft meneer familie in Nieuw-Zeeland en
Amerika, met hen heeft hij contact via facebook.
Anamnese
Ik heb de anamnese uitgewerkt volgens de 11 gezondheidspatronen van Gordon.
De test die ik heb afgenomen komt van de volgende bron: (Noordhoff uitgevers, 2009). Alle
patronen bij elkaar vormen een holistische versie van de cliënt, en hebben elk een rol op een
lichamelijk, psychisch, sociaal, spiritueel en functioneel welzijn. (Martijn, 2007)
1. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding
Meneer vindt niet dat hij ziek is en ervaart zijn gezondheid over het algemeen goed. Meneer
gaat zoveel mogelijk naar buiten met zijn hondje. Ook doet meneer vrijwilligerswerk bij
koersbal, dit is een balsport, waar hij veel voldoening uithaalt. Meneer is wel snel vermoeid,
vooral na een epileptische aanval. Dit vindt hij lastig.
2. Voedings- en stofwisselingspatroon
Meneer zijn (vaste) eetpatroon ziet er als volgt uit:
8.00 uur ontbijt (3 boterhammen met hartig beleg en een kop thee).
12.00 uur lunch (4 boterhammen met hartig beleg en een glas melk).
18.00 uur avondeten (warme maaltijd). Meneer eet op vaste tijden vanwege zijn medicatie.
Verder volgt meneer geen dieet. Meneer heeft geen slikproblemen.
3. Uitscheidingspatroon
Meneer X. heeft één keer per dag ontlasting. Het urinepatroon van meneer is 2 tot 3
keer per dag.
4. Activiteitenpatroon
Meneer geeft aan voldoende energie te hebben voor activiteiten. Meneer wandelt, doet
vrijwilligerswerk en gaat regelmatig op pad met zijn zoon.
Qua beweging is meneer nog erg actief. Om goed de lichaamsbeweging te onderhouden
loopt meneer 2 tot 3 keer per dag met zijn hondje.
4
Praktijkleren 2
Klinisch redeneren en onderzoekend vermogen
,Voorwoord
2
,Inhoudsopgave
Voorwoord..........................................................................................................................2
Klinisch redeneren en onderzoekend vermogen..................................................................3
Casusbeschrijving................................................................................................................................................4
Anamnese.............................................................................................................................................................4
Diagnose..............................................................................................................................................................7
Externe en persoonlijke factoren.........................................................................................................................9
Coping stijl.........................................................................................................................................................10
Activiteiten en participatie.................................................................................................................................11
Overeenkomsten en verschillen..........................................................................................................................11
Diagnoses..........................................................................................................................11
Resultaat en interventies..................................................................................................12
Evaluatie...........................................................................................................................15
Bijlage 1............................................................................................................................18
Bijlage 2............................................................................................................................19
Bijlage 3............................................................................................................................20
Bijlage 4............................................................................................................................21
Literatuurlijst....................................................................................................................23
Klinisch redeneren en onderzoekend vermogen
3
, Casusbeschrijving
Meneer X. is 69 jaar oud en woont zelfstandig in een seniorencomplex, hier is altijd
verpleegkundig personeel aanwezig. Meneer heeft een bel om zijn arm, mocht er iets zijn
dan komt de verpleging. De bel is verbonden met een kastje in zijn woonkamer, via dat
kastje kan de verpleging met meneer communiceren. Meneer heeft last van epilepsie, 40
jaar geleden kreeg meneer zijn eerste aanval achter het stuur. Wanneer hij een aanval krijgt
voelt hij dit aankomen, meneer ziet dan een mistkrans. Soms is hij langere tijd aanvalsvrij,
soms heeft hij 1 of meerdere aanvallen in korte tijd. Meneer is arbeidsongeschikt verklaard
door zijn epilepsie. Ook heeft meneer 5 jaar geleden een cerebrovasculair accident (CVA)
gehad.
Meneer beheert zijn eigen medicatie. Meneer slikt clopidogrel, carbamazepine, pantoprazol,
levetiracetam en midazolam neusspray. De midazolam neusspray wordt gegeven als
meneer een epileptische aanval krijgt, hij komt hierdoor snel weer bij. Meneer krijgt
huishoudelijke hulp en is zelfstandig in de ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen).
Meneer heeft een hondje, waar hij erg gek op is. Ook is hij sportief en gaat hij graag naar
buiten, momenteel is hij vrijwilliger bij koersbal. Meneer is getrouwd geweest, helaas is zijn
vrouw overleden. Meneer heeft goed contact met zijn familie. Hij heeft een zoon met
autisme, een dochter en drie kleinkinderen. Ook heeft meneer familie in Nieuw-Zeeland en
Amerika, met hen heeft hij contact via facebook.
Anamnese
Ik heb de anamnese uitgewerkt volgens de 11 gezondheidspatronen van Gordon.
De test die ik heb afgenomen komt van de volgende bron: (Noordhoff uitgevers, 2009). Alle
patronen bij elkaar vormen een holistische versie van de cliënt, en hebben elk een rol op een
lichamelijk, psychisch, sociaal, spiritueel en functioneel welzijn. (Martijn, 2007)
1. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding
Meneer vindt niet dat hij ziek is en ervaart zijn gezondheid over het algemeen goed. Meneer
gaat zoveel mogelijk naar buiten met zijn hondje. Ook doet meneer vrijwilligerswerk bij
koersbal, dit is een balsport, waar hij veel voldoening uithaalt. Meneer is wel snel vermoeid,
vooral na een epileptische aanval. Dit vindt hij lastig.
2. Voedings- en stofwisselingspatroon
Meneer zijn (vaste) eetpatroon ziet er als volgt uit:
8.00 uur ontbijt (3 boterhammen met hartig beleg en een kop thee).
12.00 uur lunch (4 boterhammen met hartig beleg en een glas melk).
18.00 uur avondeten (warme maaltijd). Meneer eet op vaste tijden vanwege zijn medicatie.
Verder volgt meneer geen dieet. Meneer heeft geen slikproblemen.
3. Uitscheidingspatroon
Meneer X. heeft één keer per dag ontlasting. Het urinepatroon van meneer is 2 tot 3
keer per dag.
4. Activiteitenpatroon
Meneer geeft aan voldoende energie te hebben voor activiteiten. Meneer wandelt, doet
vrijwilligerswerk en gaat regelmatig op pad met zijn zoon.
Qua beweging is meneer nog erg actief. Om goed de lichaamsbeweging te onderhouden
loopt meneer 2 tot 3 keer per dag met zijn hondje.
4
