Humane Levenscyclus 1 DT2
Table of Contents
H1 Basisprincipes.............................................................................................................. 4
H2 Gametogenese ............................................................................................................ 7
H3 Bevruchting en implantatie ....................................................................................... 15
H4 De tweede ontwikkelingsweek: trofoblast en embryoblast......................................... 19
H5 De derde ontwikkelingsweek: gastrulatie .................................................................. 22
H6 De vierde tot achtste ontwikkelingsweek: differentiatie van de drie kiemlagen .......... 28
H7 Foetale groei ............................................................................................................. 46
H8 Ontwikkeling van de vitale organen .......................................................................... 55
H9 Geboorte ................................................................................................................... 62
H10 Postnatale adaptie .................................................................................................. 67
H11 Vroeggeboorte ........................................................................................................ 71
De laatste 2 Hoorcolleges ............................................................................................... 74
,Biomedische nomenclatuur
Dorsaal= rug
Ventraal= buik
Posterior= achterkant
Anterior= voorkant
Craniaal= schedel (cranium)
Caudaal= staart
Superior= boven
Inferior= onder
Mediaal= richting het midden
Lateraal= richting de zijkant
Proximaal= dicht bij het centrum van het lichaam
Distaal= ver van het centrum van het lichaam
Cephalocaudal= van hoofd naar staart
Dorsomediaal= aan de rugkant bij de middellijn
Ventrolateraal= aan de buikkant ver van middellijn
Anatomische vlakken (humaan)
Frontaal/coronaal= vlak voorkant en achterkant
Sagittaal/longitudinaal= in de lengterichting
Transversaal/horizontaal= dwarsdoorsnede
Mediaal= precies door het midden van het vlak
,Anatomische assen
Dorsoventraal= voor naar achter, hierop staat frontale vlak loodrecht
Zelfde als
Links-rechts as= spreekt voor zich, saggitale vlak staat hier loodrecht op
Zelfde als
Craniocaudale as= van schedelkant naar staartkant, hierop staat transversaal vlak loodrecht
Zelfde als
Let op: onderzoekers beschouwen ongeboren mens als viervoeter.
1. ventraal
2. craniaal
3. distaal
4. lateraal
, H1 Basisprincipes
§1.1 Cel differentiatie door differentiële genexpressie
Niet alle genen in de kern van een cel zijn actief. Dit wordt bepaald door
transcriptiefactoren die de transcriptie van DNA naar RNA beïnvloeden. Naarmate de
delingen van een bevruchtte eicel toenemen, komen er meer genen tot expressie. Hierdoor
veranderen cel eigenschappen ten opzichte van elkaar.
§1.2 Inductie en paracriene factoren: van signalering naar differentiatie
Inductie houdt in dat bepaalde cellen (inducers)
signalen afgeven in de vorm van eiwitten die andere
cellen (responder) op kunnen nemen door
receptoren op het celoppervlak. Deze receptor is de
verbinding tussen het intra- en extracellulaire
domein. Wanneer een eiwit bindt aan de receptor,
treden er allerlei vormen van intracellulaire
signaaloverdracht zoals hier aangegeven:
Een belangrijke vorm van signaaloverdracht in de cel
vindt plaats door middel van het binden van een of
meer fosfaatgroepen. De geactiveerde receptor
bindt de fosfaatgroep namelijk aan de specifieke
eiwitten. Hierdoor verandert de structuur van de
eiwitten, en kunnen de een volgende eiwitten
beïnvloeden.
Het veranderde gedrag kan zich uiten in een
veranderde celdeling, in veranderde genexpressie of
bijvoorbeeld in veranderde beweging van de
responder cel.
§1.3 paracriene factoren
De signaaleiwitten worden meestal paracriene factoren genoemd (ligand,
differentiatiefactoren). Paracrien betekent dat de factoren die door de inducer worden
afgegeven invloed hebben op een cel in de buurt. Andere soorten signaalvorming hebben
gelijke namen:
- endocrien: signalering op afstand
- juxtacrien: signalering waarbij ligand aan andere cel vastzit
- autocrien: signalering en ontvangst door dezelfde cel
Table of Contents
H1 Basisprincipes.............................................................................................................. 4
H2 Gametogenese ............................................................................................................ 7
H3 Bevruchting en implantatie ....................................................................................... 15
H4 De tweede ontwikkelingsweek: trofoblast en embryoblast......................................... 19
H5 De derde ontwikkelingsweek: gastrulatie .................................................................. 22
H6 De vierde tot achtste ontwikkelingsweek: differentiatie van de drie kiemlagen .......... 28
H7 Foetale groei ............................................................................................................. 46
H8 Ontwikkeling van de vitale organen .......................................................................... 55
H9 Geboorte ................................................................................................................... 62
H10 Postnatale adaptie .................................................................................................. 67
H11 Vroeggeboorte ........................................................................................................ 71
De laatste 2 Hoorcolleges ............................................................................................... 74
,Biomedische nomenclatuur
Dorsaal= rug
Ventraal= buik
Posterior= achterkant
Anterior= voorkant
Craniaal= schedel (cranium)
Caudaal= staart
Superior= boven
Inferior= onder
Mediaal= richting het midden
Lateraal= richting de zijkant
Proximaal= dicht bij het centrum van het lichaam
Distaal= ver van het centrum van het lichaam
Cephalocaudal= van hoofd naar staart
Dorsomediaal= aan de rugkant bij de middellijn
Ventrolateraal= aan de buikkant ver van middellijn
Anatomische vlakken (humaan)
Frontaal/coronaal= vlak voorkant en achterkant
Sagittaal/longitudinaal= in de lengterichting
Transversaal/horizontaal= dwarsdoorsnede
Mediaal= precies door het midden van het vlak
,Anatomische assen
Dorsoventraal= voor naar achter, hierop staat frontale vlak loodrecht
Zelfde als
Links-rechts as= spreekt voor zich, saggitale vlak staat hier loodrecht op
Zelfde als
Craniocaudale as= van schedelkant naar staartkant, hierop staat transversaal vlak loodrecht
Zelfde als
Let op: onderzoekers beschouwen ongeboren mens als viervoeter.
1. ventraal
2. craniaal
3. distaal
4. lateraal
, H1 Basisprincipes
§1.1 Cel differentiatie door differentiële genexpressie
Niet alle genen in de kern van een cel zijn actief. Dit wordt bepaald door
transcriptiefactoren die de transcriptie van DNA naar RNA beïnvloeden. Naarmate de
delingen van een bevruchtte eicel toenemen, komen er meer genen tot expressie. Hierdoor
veranderen cel eigenschappen ten opzichte van elkaar.
§1.2 Inductie en paracriene factoren: van signalering naar differentiatie
Inductie houdt in dat bepaalde cellen (inducers)
signalen afgeven in de vorm van eiwitten die andere
cellen (responder) op kunnen nemen door
receptoren op het celoppervlak. Deze receptor is de
verbinding tussen het intra- en extracellulaire
domein. Wanneer een eiwit bindt aan de receptor,
treden er allerlei vormen van intracellulaire
signaaloverdracht zoals hier aangegeven:
Een belangrijke vorm van signaaloverdracht in de cel
vindt plaats door middel van het binden van een of
meer fosfaatgroepen. De geactiveerde receptor
bindt de fosfaatgroep namelijk aan de specifieke
eiwitten. Hierdoor verandert de structuur van de
eiwitten, en kunnen de een volgende eiwitten
beïnvloeden.
Het veranderde gedrag kan zich uiten in een
veranderde celdeling, in veranderde genexpressie of
bijvoorbeeld in veranderde beweging van de
responder cel.
§1.3 paracriene factoren
De signaaleiwitten worden meestal paracriene factoren genoemd (ligand,
differentiatiefactoren). Paracrien betekent dat de factoren die door de inducer worden
afgegeven invloed hebben op een cel in de buurt. Andere soorten signaalvorming hebben
gelijke namen:
- endocrien: signalering op afstand
- juxtacrien: signalering waarbij ligand aan andere cel vastzit
- autocrien: signalering en ontvangst door dezelfde cel