Samenvatting Hoofdstuk 10 Intertemporele ruil: collectieve sector - Economie Integraal

Hoofdstuk 10 Intertemporele ruil:
collectieve sector
10.1 De collectieve sector
Twee sectoren
 Private sector → productie individuele producten
 Collectieve sector → productie collectieve/ quasi-collectieve goederen
De collectieve sector
Centrale overheid, het rijk
 Ministeries in Den Haag
 Voeren besluiten uit, die zijn voorgesteld door het kabinet
Decentrale of lagere overheden
 Provincies, gemeenten en waterschappen
Zelfstandige bestuursorganen (zbo’s)
 Instelling die zelfstandig een overheidstaak uitvoeren
 Uitvoering sociale zekerheid,
 Socialezekerheidsfondsen verzorgd door zbo’s
o Verzorgt AOW-uitkering, werknemersverzekering,
werkloosheiduitkering
 Volksverzeringen
o Zijn er voor iedereen zoals AOW
 Werknemersverzerkingen
o Alleen voor mensen in loondienst
Financiering
 Private ondernemingen → omzet
 Collectieve sector → afdrachten van burgers
 Belastingen = afdrachten aan de overheid zonder dat er sprake is van een
tegenprestatie in het individuele geval
 Sociale premies = afdrachten aan socialeverzekeringsfondsen, die in het
geval van inkomensderving tot een uitkering leiden
o Sociale zekerheid wordt gefinancierd uit premieopbrengsten




10.2 Inkomsten van de collectieve sector
Inkomsten van de overheid