4.1 Een eigen bedrijf?
Waarom ondernemer? Goed idee, zelf keuzes maken en om te streven naar winst.
Ondernemersrisico: zelfverantwoordelijk → klanten binnenhalen, zorgen dat klanten betalen
en dat investeringen worden terugverdiend.
Hoe start je een bedrijf?
1. Informeer gemeente of je bedrijf mag starten op de plaats die je wilt.
2. Soms diploma’s nodig.
3. Inschrijven bij Kamer van Koophandel (KvK), die beheert handelsregister waar alle
bedrijven ingeschreven staan.
4. Kiest ondernemingsvorm / rechtsvorm, geeft aan wie is eigenaar? + wie is
verantwoordelijk? + welke belastingen worden betaalt?
5. Onderneming aanmelden bij belastingdienst. (gelijk met inschrijven KvK)
Natuurlijke personen: De eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk → jij moet schulden aflossen.
Je betaalt ook inkomensbelasting over de winst.
Rechtspersoon: Het bedrijf is aansprakelijk, ondernemer in dienst van bedrijf. Over winst
betaalt bedrijf vennootschapsbelasting.
Meeste ondernemers startten alleen → zzp’er (zelfstandig zonder personeel). Geen
rechtsvorm, maar manier van werken. Werknemers: mensen die voor de werken, in ruil van
loon, jij bent dan de werkgever. Werkgever verantwoordelijk voor loon +
arbeidsomstandigheden.
Onderneming streeft naar winst → commerciële organisatie. Andere doelen: milieu.
Tegenovergestelde → niet commerciële organisatie, bijv Rode Kruis. Meestal instellingen
genoemd.
4.2 Een goed idee?
, Ondernemingsplan → beschrijft verwachtingen + doel. Als je geld wilt lenen of investeerders
zoekt? Vaak naar ondernemingsplan gevraagd. Kan met behulp van plan risico’s inschatten.
Wat zet je in een ondernemingsplan?
Het bedrijfsidee. Beschrijving product of dienst.
Financieel plan. Hoeveel geld nodig, waar haal je het vandaan?
Organisatie van het bedrijf. Hoe wordt administratie geregeld, welke
verzekeringen nodig?
Marktonderzoek en marketingplan. Wie klanten en concurrenten? Hoe ga je
verkopen?
Persoonlijke gegevens. Het curriculum vitae (cv) van ondernemer met opleiding +
werkervaring. Beschrijving welke ondernemingsvaardigheden nodig.
Met marktonderzoek → brengt markt voor jouw product in kaart. Deskresearch: op zoek
naar info die al beschikbaar is (internet, gemeente, vakbladen enz.) Fieldresearch: op zoek
naar nieuwe info (observeren, interview, enquête enz.)
Wat zet je in financieel plan? (Zo kan je zien of plan haalbaar is)
Een investeringsbegroting. Hoeveel geld bedrijfsmiddelen om te starten?
(machines)
Een financieringsbegroting. Hoe investeringen financieren? Eigen vermogen of
lening?
Een exploitatiebegroting. Laat verwachte opbrengsten en kosten zien.
4.3 Hoe verkoop ik mijn idee?
Marketing: klanten laten weten dat product bestaat + verleiden om product te kopen.
Verschillende soorten marketing. Altijd rekening houden met doelgroep.
Hoeveel producten verkoop je in verhouding met concurrenten? Marktaandeel berekenen.
Aandeel van product in de totale markt van dat product, in procenten.
Marktaandeel vergroten? Product aantrekkelijk maken. 5p’s van de marketingmix.
Product: Kwaliteit? Uiterlijk? Merk? Welke garantie + service aangeboden? (A-merken, B-
merken en huismerken)
Prijs: Wat moet het kosten? Goedkope of luxe uitstraling?
Plaats: Op welke locatie product kopen?
Promotie: Op welke manier maak je product bekend?
Personeel: Hoe gedragen + kleden? Wat voor opleiding? Is het deskundig?