Hoofdstuk 7 De tijd van pruiken en revoluties
7.1 De verlichting (Blz. 82)
In dit paragraaf leer je:
- Hoe rationeel en optimistisch de ideeën van verlichte denkers waren en hoe deze werden toegepast.
- Hoe verlichte denkers dachten over godsdienst.
- Hoe verlichte denkers dachten over sociale verhoudingen.
- Hoe verlichte denkers dachten over politiek.
- Hoe verlichte denkers dachten over economie.
Kenmerkend aspect:
- Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving:
godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Gaat over rationeel optimisme en verlicht denken, dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving:
godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. In de 18e eeuw ontstond een sterk optimisme wat je met je
reden kon bereiken. Dat leidde tot een revolutie in het denken, de verlichting. Voltaire stond kritisch tegenover de
traditionele godsdienst. Hij pleitte voor een tolerant en redelijk geloof. Locke vond dat de overheid de
mensenrechten van alle burgers moest beschermen. Brousillou wilde meer maatschappelijke gelijkheid, en
verdedigde de volkssoevereiniteit. Montesquieu stelde voor om de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
te scheiden.
Begrippen van 7.1 De verlichting
Atheïst= iemand die niet in een god gelooft
Corruptie= omkoping
Deïst= iemand die aanneemt dat God de wereld ooit heeft gemaakt, maar zich er niet mee bemoeit
Driemachtenleer= (trias politica) theorie van Montesquieu over drie gescheiden machten (wetgevende, uitvoerende
en rechtsprekende macht)
Ecyclopedie= boek met informatie over een groot aantal onderwerpen
Genootschap= vereniging
Mensenrechten= rechten van alle mensen
Rationalisme= toepassing van het verstand (de rede)
Rechterlijke macht= deel van de overheid dat rechtspreekt
Rechtstaat= staat waarin iedereen zich aan de wet moet houden
Uitvoerende macht= deel van de overheid dat wetten uitvoert, de regering
Verlichting= beweging van mensen die het gebruik van verstand wilden bevorderen
Volkssoevereiniteit= het idee dat het volk de hoogste macht heeft
Westers= uit het Westen (West-Europa en gebieden met een oorspronkelijke West-Europese cultuur, zoals Noord-
Amerika)
Wetgevende macht= deel van de overheid dat wetten maakt
7.1 De verlichting (Blz. 82)
In dit paragraaf leer je:
- Hoe rationeel en optimistisch de ideeën van verlichte denkers waren en hoe deze werden toegepast.
- Hoe verlichte denkers dachten over godsdienst.
- Hoe verlichte denkers dachten over sociale verhoudingen.
- Hoe verlichte denkers dachten over politiek.
- Hoe verlichte denkers dachten over economie.
Kenmerkend aspect:
- Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving:
godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Gaat over rationeel optimisme en verlicht denken, dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving:
godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. In de 18e eeuw ontstond een sterk optimisme wat je met je
reden kon bereiken. Dat leidde tot een revolutie in het denken, de verlichting. Voltaire stond kritisch tegenover de
traditionele godsdienst. Hij pleitte voor een tolerant en redelijk geloof. Locke vond dat de overheid de
mensenrechten van alle burgers moest beschermen. Brousillou wilde meer maatschappelijke gelijkheid, en
verdedigde de volkssoevereiniteit. Montesquieu stelde voor om de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
te scheiden.
Begrippen van 7.1 De verlichting
Atheïst= iemand die niet in een god gelooft
Corruptie= omkoping
Deïst= iemand die aanneemt dat God de wereld ooit heeft gemaakt, maar zich er niet mee bemoeit
Driemachtenleer= (trias politica) theorie van Montesquieu over drie gescheiden machten (wetgevende, uitvoerende
en rechtsprekende macht)
Ecyclopedie= boek met informatie over een groot aantal onderwerpen
Genootschap= vereniging
Mensenrechten= rechten van alle mensen
Rationalisme= toepassing van het verstand (de rede)
Rechterlijke macht= deel van de overheid dat rechtspreekt
Rechtstaat= staat waarin iedereen zich aan de wet moet houden
Uitvoerende macht= deel van de overheid dat wetten uitvoert, de regering
Verlichting= beweging van mensen die het gebruik van verstand wilden bevorderen
Volkssoevereiniteit= het idee dat het volk de hoogste macht heeft
Westers= uit het Westen (West-Europa en gebieden met een oorspronkelijke West-Europese cultuur, zoals Noord-
Amerika)
Wetgevende macht= deel van de overheid dat wetten maakt