Shockbehandeling: transfusie
Bloedtransfusie
Adequaat transfusiebeleid
➢ Zuiniger omspringen met transfusies want beperkte voorraad
➢ Oorzaak snel identificeren en verhelpen
➢ Nastreven veiligheid (controle op hiv en aids, risico bij donoren)
➢ Meer en meer selectief vervangen
➢ Bloed bestaat uit bloedcellen (RBC, WBC, trombocyten) en plasma (en -derivaten)
➢ Vraag 1: hoe groot is gemiddelde kern van RBC? RBC hebben geen kern
Rode bloedcellen
➢ Indien je dit geeft je herstelt zuurstoftransport en circulerend bloedvolume
➢ RBC = essentieel element want voldoende RBC is voldoende hemoglobine!
➢ Een eenheid bloed doet Hb stijgen met 1g% en hematocriet met 3%
➢ Vroeger gaf men 10 eenheden bloed (RBC): 4 eenheden plaatjes en 2 eenheden plasma
Nu: we laten het natuurlijk mechanisme werken, we proberen een trombus te
laten vormen
Ook zijn we meer 1/1/1 gericht; even frequent alles geven. (1 eenheid van het ene
komt wel niet overeen met 1 eenheid van het andere (qua hoeveelheid)
➢ Na 5 eenheden RBC moet men plasma bijgeven want anders stolling in gevaar
➢ Bij nog meer eenheden gaat men de normale situatie van bloed moeten kopiëren
(plaatjes en plasma bijgeven)
ABO-compatibiliteit
➢ O-resusnegatief is de universele donor, kan je aan iedereen geven
Wanneer transfusie
➢ Bij acuut bloedverlies met gevaar op hypoxie
➢ 50-100mL/minuut bloed geven
➢ Geen oud bloed geven! (stollingsfactoren en trombocyten kunnen inactief zijn)
➢ Optimale Hb viscositeit + O2 transportmedium
➢ Transfusiegrens:
Hematocriet van 30-35% (goeie grootte) en Hb van 90-115 g/L (afhankelijk)
➢ Bij longoedeem (linkerhartfalen) veel O2 transport nodig dus hier moet sneller
bloedtransfusie gebeuren
➢ Vraag 2: toedienen van oud bloed geeft aanleiding tot toename van een ion dat
typisch intracellulair aanwezig is, welk?
Kalium: komt vrij bij cellyse + kan hartritmestoornissen geven
Bloedtransfusie
Adequaat transfusiebeleid
➢ Zuiniger omspringen met transfusies want beperkte voorraad
➢ Oorzaak snel identificeren en verhelpen
➢ Nastreven veiligheid (controle op hiv en aids, risico bij donoren)
➢ Meer en meer selectief vervangen
➢ Bloed bestaat uit bloedcellen (RBC, WBC, trombocyten) en plasma (en -derivaten)
➢ Vraag 1: hoe groot is gemiddelde kern van RBC? RBC hebben geen kern
Rode bloedcellen
➢ Indien je dit geeft je herstelt zuurstoftransport en circulerend bloedvolume
➢ RBC = essentieel element want voldoende RBC is voldoende hemoglobine!
➢ Een eenheid bloed doet Hb stijgen met 1g% en hematocriet met 3%
➢ Vroeger gaf men 10 eenheden bloed (RBC): 4 eenheden plaatjes en 2 eenheden plasma
Nu: we laten het natuurlijk mechanisme werken, we proberen een trombus te
laten vormen
Ook zijn we meer 1/1/1 gericht; even frequent alles geven. (1 eenheid van het ene
komt wel niet overeen met 1 eenheid van het andere (qua hoeveelheid)
➢ Na 5 eenheden RBC moet men plasma bijgeven want anders stolling in gevaar
➢ Bij nog meer eenheden gaat men de normale situatie van bloed moeten kopiëren
(plaatjes en plasma bijgeven)
ABO-compatibiliteit
➢ O-resusnegatief is de universele donor, kan je aan iedereen geven
Wanneer transfusie
➢ Bij acuut bloedverlies met gevaar op hypoxie
➢ 50-100mL/minuut bloed geven
➢ Geen oud bloed geven! (stollingsfactoren en trombocyten kunnen inactief zijn)
➢ Optimale Hb viscositeit + O2 transportmedium
➢ Transfusiegrens:
Hematocriet van 30-35% (goeie grootte) en Hb van 90-115 g/L (afhankelijk)
➢ Bij longoedeem (linkerhartfalen) veel O2 transport nodig dus hier moet sneller
bloedtransfusie gebeuren
➢ Vraag 2: toedienen van oud bloed geeft aanleiding tot toename van een ion dat
typisch intracellulair aanwezig is, welk?
Kalium: komt vrij bij cellyse + kan hartritmestoornissen geven