Samenvatting Aardrijkskunde H3
3.1 Energie en klimaatverandering
Energie
Energie is de kracht die dingen laat werken.
In Nederland is aardgas een belangrijke energiebron. Dat
komt omdat Nederland ook veel aardgas heeft.
In 1959 werd de gasbel van Slochteren, Groningen, gevonden.
Op een diepte van 3 km ligt daar een enorme voorraad
aardgas. Ook diep onder de Waddenzee en Noordzee liggen
aardgasvelden.
Aardgas, aardolie en steenkool zijn belangrijke
energiebronnen. Ze zijn in de loop van miljoenen jaren
gevormd uit de resten van afgestorven planten, bomen en
dieren: Fossiele brandstoffen.
Een klein deel van het Nederlandse energiegebruik bestaat uit
duurzame energiebronnen: energiebron die bij het gebruik
ervan nooit opraakt en die het broeikaseffect niet versterkt.
Motor van de welvaart
Met benzine, diesel en kerosine kunnen auto’s, vrachtwagens en vliegtuigen de
wereld over.
Steenkool en aardgas worden gebruikt om de elektriciteit op te wekken die fabrieken
nodig hebben om producten te maken en kantoren om diensten te verlenen.
Warmte (verwarming) en koelte (airco).
Zonder fossiele brandstoffen was het hoge ontwikkelingspeil (het niveau van de
rijkdom of de armoede in een land) van Nederland niet mogelijk geweest.
Nederland gebruikt veel energie uit het buitenland.
- Links staat de invoer van energie.
- Rechts de uitvoer van energie.
- Boven staat de winning van ‘eigen’
energie.
- Onder staat het verbruik van Nederland
door bedrijven en huishoudens
Klimaatverandering
Het gebruik van fossiele brandstoffen heeft nadelen:
Verspreiding van koolzuurgas (CO2) in de atmosfeer
(dampkring) -> versterkt broeikaseffect. Meer
koolzuurgas houdt meer warmte van zonnestralen
vast. Overal op aarde wordt het warmer. Er is sprake
van klimaatverandering.
Het zeewater warmt op.
- Daardoor zet het water uit, neemt meer ruimte in en komt omhoog. Gevolg: de
zeespiegel (gemiddelde hoogte van het zeewater) stijgt.
, - Ten twee smelten delen van het landijs (laag eeuwige sneeuw op het land die tot ik is
samengeperst) en gletsjers. Grote hoeveelheden smeltwater komen in zee terecht,
waardoor de zeespiegelstijging verder toeneemt.
Aardbeving
De aardbevingen in Groningen worden veroorzaakt door aardgaswinning uit een laag
zandsteen op 3 km diepte. Daardoor daalt de druk, de laag zandsteen zakt in elkaar.
Dat gaat vaak plotseling, waardoor bevingen ontstaan.
Begrippen 3.1 Energie en klimaatverandering
B52 Wind
De lucht bestaat uit moleculen. Wind is een bewegende luchtmassa (bewegende
moleculen).
De windkracht kun je meten met een windmeter -> staat op een mast van 10 km
hoogte. Als de wind een snelheid haalt van 50 km/u, dan waait het behoorlijk hard en
bij 100 km/u stormt het.
200 jaar geleden heeft admiraal Beaufort een schaal bedacht om aan te geven hoe
hard het waait. Het loopt van 0 (windstil) tot 12 (orkaan).
B73 Aardbeving
De aarde bestaat uit verschillende platen. De platen drijven op vloeibaar gesteente
(magma), stroomt gemiddeld een paar cm per jaar. Door die beweging verschuiven
ook de platen. De aardkorst is dan ook voortdurend in beweging. Het schuiven van
platen gaat heel schokkerig. Dat levert enorme aardschokken op een: een
aardbeving. (endogene krachten).
Aardbeving begint diep in de aardkorst, bv 20 km diepte.
Een aardbeving begint diep in de aardkorst, bv
De schaal van Richter = een schaal om de kracht van een aardbeving aan te geven.
20 km doen.
De meeste (en zwaarste) aardbevingen komen voor als twee platen naar elkaar toe
Het diepste punt heet het hypocentrum. Het
punt aan het aardoppervlak daar recht boven
heet het epicentrum. Daar voel je de zwaarste
schokken.
drijven (convergentie) en onder elkaar duiken. Het hypocentrum kan dan 100 tot 700
km in de aarde liggen. Er zijn ook aardbevingen waarbij twee platen langs elkaar
schuiven. De ene plaat beweegt dan 1 of 2 cm per jaar sneller dan de ander epilator.
Het hypocentrum ligt dan meestal niet zo diep.
B125 Koolstofkringloop
Koolzuurgas (CO2) is een kleur- en geurloos gas. CO2 is voor het leven op aarde van
het grootste belang. Het onder invloed van zonlicht omzetten van water en
koolzuurgas in suikers en zuurstof door planten en bomen heet fotosynthese.
3.1 Energie en klimaatverandering
Energie
Energie is de kracht die dingen laat werken.
In Nederland is aardgas een belangrijke energiebron. Dat
komt omdat Nederland ook veel aardgas heeft.
In 1959 werd de gasbel van Slochteren, Groningen, gevonden.
Op een diepte van 3 km ligt daar een enorme voorraad
aardgas. Ook diep onder de Waddenzee en Noordzee liggen
aardgasvelden.
Aardgas, aardolie en steenkool zijn belangrijke
energiebronnen. Ze zijn in de loop van miljoenen jaren
gevormd uit de resten van afgestorven planten, bomen en
dieren: Fossiele brandstoffen.
Een klein deel van het Nederlandse energiegebruik bestaat uit
duurzame energiebronnen: energiebron die bij het gebruik
ervan nooit opraakt en die het broeikaseffect niet versterkt.
Motor van de welvaart
Met benzine, diesel en kerosine kunnen auto’s, vrachtwagens en vliegtuigen de
wereld over.
Steenkool en aardgas worden gebruikt om de elektriciteit op te wekken die fabrieken
nodig hebben om producten te maken en kantoren om diensten te verlenen.
Warmte (verwarming) en koelte (airco).
Zonder fossiele brandstoffen was het hoge ontwikkelingspeil (het niveau van de
rijkdom of de armoede in een land) van Nederland niet mogelijk geweest.
Nederland gebruikt veel energie uit het buitenland.
- Links staat de invoer van energie.
- Rechts de uitvoer van energie.
- Boven staat de winning van ‘eigen’
energie.
- Onder staat het verbruik van Nederland
door bedrijven en huishoudens
Klimaatverandering
Het gebruik van fossiele brandstoffen heeft nadelen:
Verspreiding van koolzuurgas (CO2) in de atmosfeer
(dampkring) -> versterkt broeikaseffect. Meer
koolzuurgas houdt meer warmte van zonnestralen
vast. Overal op aarde wordt het warmer. Er is sprake
van klimaatverandering.
Het zeewater warmt op.
- Daardoor zet het water uit, neemt meer ruimte in en komt omhoog. Gevolg: de
zeespiegel (gemiddelde hoogte van het zeewater) stijgt.
, - Ten twee smelten delen van het landijs (laag eeuwige sneeuw op het land die tot ik is
samengeperst) en gletsjers. Grote hoeveelheden smeltwater komen in zee terecht,
waardoor de zeespiegelstijging verder toeneemt.
Aardbeving
De aardbevingen in Groningen worden veroorzaakt door aardgaswinning uit een laag
zandsteen op 3 km diepte. Daardoor daalt de druk, de laag zandsteen zakt in elkaar.
Dat gaat vaak plotseling, waardoor bevingen ontstaan.
Begrippen 3.1 Energie en klimaatverandering
B52 Wind
De lucht bestaat uit moleculen. Wind is een bewegende luchtmassa (bewegende
moleculen).
De windkracht kun je meten met een windmeter -> staat op een mast van 10 km
hoogte. Als de wind een snelheid haalt van 50 km/u, dan waait het behoorlijk hard en
bij 100 km/u stormt het.
200 jaar geleden heeft admiraal Beaufort een schaal bedacht om aan te geven hoe
hard het waait. Het loopt van 0 (windstil) tot 12 (orkaan).
B73 Aardbeving
De aarde bestaat uit verschillende platen. De platen drijven op vloeibaar gesteente
(magma), stroomt gemiddeld een paar cm per jaar. Door die beweging verschuiven
ook de platen. De aardkorst is dan ook voortdurend in beweging. Het schuiven van
platen gaat heel schokkerig. Dat levert enorme aardschokken op een: een
aardbeving. (endogene krachten).
Aardbeving begint diep in de aardkorst, bv 20 km diepte.
Een aardbeving begint diep in de aardkorst, bv
De schaal van Richter = een schaal om de kracht van een aardbeving aan te geven.
20 km doen.
De meeste (en zwaarste) aardbevingen komen voor als twee platen naar elkaar toe
Het diepste punt heet het hypocentrum. Het
punt aan het aardoppervlak daar recht boven
heet het epicentrum. Daar voel je de zwaarste
schokken.
drijven (convergentie) en onder elkaar duiken. Het hypocentrum kan dan 100 tot 700
km in de aarde liggen. Er zijn ook aardbevingen waarbij twee platen langs elkaar
schuiven. De ene plaat beweegt dan 1 of 2 cm per jaar sneller dan de ander epilator.
Het hypocentrum ligt dan meestal niet zo diep.
B125 Koolstofkringloop
Koolzuurgas (CO2) is een kleur- en geurloos gas. CO2 is voor het leven op aarde van
het grootste belang. Het onder invloed van zonlicht omzetten van water en
koolzuurgas in suikers en zuurstof door planten en bomen heet fotosynthese.