100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

WFT basis samenvatting met quizvragen - update april 2016

Beoordeling
4,8
(4)
Verkocht
14
Pagina's
101
Geüpload op
31-03-2016
Geschreven in
2015/2016

Meest up-to-date samenvatting voor WFT Basis (voor april 2016). Gebaseerd op nieuwe boek WFT Basis van instituut Lindenhaege. Samenvatting bevat alle hoofdstukken met pg. nummers van het boek. Update: quizvragen per hoofdstuk toegevoegd met antwoorden onderaan de pagina! Wil jij je WFT Basis halen met een goede voorbereiding? Gebruik dan deze samenvatting!

Meer zien Lees minder
Instelling
Null














Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
31 maart 2016
Bestand laatst geupdate op
1 april 2016
Aantal pagina's
101
Geschreven in
2015/2016
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

1. FINANCIËLE DIENSTVERLENING

1.1 Wat is financiële dienstverlening? (pg. 3)

Financiële dienstverlening: het adviseren van en het verlenen van diensten aan consumenten
in financiële zaken zoals betalen, sparen, beleggen, lenen en verzekeren door financiële
dienstverleners.

1.1.1 Financiële zaken  financiële producten (pg. 4)

o Betaalproducten: producten waarmee een klant betalingen kan verrichten (betaalrekening)
o Spaar- en beleggingsproducten: producten waarmee een klant geld rendabel kan maken
(rendement)
o Consumptieve kredieten: krediet waarmee een klant een auto of een reis kan financieren
 geen woning!
o Hypothecaire kredieten: krediet waarmee een klant een woning kan financieren  dus
bestemd voor woning!
o Schadeverzekeringen: de verzekeraar vergoedt het schadebedrag ontstaan na een op de
polis verzekerde gebeurtenis (inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering)
o Levensverzekeringen en pensioenen: er volgt een uitkering als iemand op een bepaald
moment nog leeft of overlijdt  een van tevoren afgesproken bedrag (ook pensioen)

* Financieel product  financiële dienst: geen tastbaar product (door aanbieders)

Financiële markten: verzamelnaam voor markten waarop financiële producten worden
verhandeld, en waar vraag en aanbod van geld bij elkaar komen.

1.1.2 Financiële dienstverleners (pg. 4)

Financiële dienstverlener: een bedrijf dat adviseert of diensten aanbiedt op het gebied van
betalen, sparen, beleggen, lenen en verzekeren.

o Aanbieders: dienstverleners die producten ontwikkelen en aanbieden aan de klant (banken,
verzekeraars en pensioenfondsen)
o Bemiddelaars: dienstverleners die geen producten ontwikkelen maar verkopen de
producten van de aanbieders (assurantietussenpersoon)
o Adviseurs: iemand die een consument bepaalde specifieke financiële producten of diensten
aanbeveelt

Eén persoon of onderneming kan meerdere rollen tegelijk hebben  één hypotheekadviseur
bij een bank adviseert over hypotheekkredieten van de bank waar ze werkt en kan bemiddelen
voor woonhuisverzekering van andere aanbieders.

Onafhankelijke financiële planners: partijen die de financiële positie van een consument
volledig doornemen en in algemene termen aangeven welke financiële oplossingen hiervoor
bestaan  adviseren geen specifiek product/dienst, dus geen adviseurs!

,1.1.3 Consument (pg. 5)

Consument: eindgebruiker van financiële zaken  de klant

Economische kringloop: schema waarin alle geldstromen in een economie worden
weergegeven.

In het kringloopmodel worden diverse economische sectoren onderscheiden:
o Consumenten: eindverbruiker van goederen en diensten
o Ondernemingen: bedrijven/producenten die producten maken
o Overheid: zorgt voor regelgeving en toezicht  int en besteedt belastinggelden
o Financiële instellingen: schakel tussen de economische sectoren die geld over (sparen) of
tekort (lenen) hebben, en zorgen voor verzekeringsproducten

Productiefactoren en inkomen gezinnen:
o Arbeid: een persoon ontvangt loon of winst voor het verrichten van arbeid
o Kapitaal: wat bedrijven nodig hebben om te kunnen produceren (gebouw, machines)
o Grond: natuurlijke hulpbronnen (land, mineralen, olie, gas, kolen)

Werking van de economische kringloop:
o Consumenten leveren ondernemingen productiefactoren  zij krijgen daar inkomen voor
terug  inkomen gaat naar belastingen en/of consumptie en/of verzekering 
overgebleven geld voor sparen en/of beleggen
o Financiële dienstverleners lenen spaargeld van consumenten uit aan ondernemingen 
ondernemingen investeren in productiefactoren die consumenten leveren  consumenten
krijgen inkomsten

Financiële producten en economische kringloop:
o Financiële dienstverleners zorgen ervoor dat het geld van de consumenten of
ondernemingen terechtkomt bij andere consumenten of ondernemingen
o Vermogensmarkt: de markt waarop financiële instellingen besparingen door sectoren met
een geldoverschot doorsluizen naar sectoren met een geldtekort

Bij de verkoop van veel financiële producten is het belangrijk te kijken naar de financiële
huishouding van de consument.

Financiële huishouding van de consument:
o Juridische positie: is de klant gehuwd of nog minderjarig?
o Financiële positie: kan de klant het financieel product betalen? past het bij zijn situatie?
o Fiscale positie: wat zijn de gevolgen op het fiscale inkomen van de klant?

,1.2 Aanbieders van financiële producten (pg. 8)

De meest voorkomende aanbieders van financiële producten zijn banken, verzekeraars, en
pensioenfondsen.

1.2.1 Banken (pg. 8)

Banken voeren verschillende activiteiten uit  het aantrekken en uitzetten van geld  hierbij
loopt een bank risico.

Activiteiten van banken:
o Zorgen voor het betalingsverkeer: op de markt van betaaldiensten zijn banken de grootste
spelers
o Bij elkaar brengen van geldaanbieders en –vragers: bank trekt geld aan (sparen) en zet dit
uit in kredieten die passen bij de wensen van geldvragers  de transformatiefunctie
 Bank trekt geld aan in de vorm van spaartegoeden (funding) waarover zij rente betalen
 Bank zet geld uit in de vorm van kredieten waarover zij rente ontvangen
 Rentemarge: verschil tussen ontvangen en betaalde rente  winst voor de bank
o Bemiddelingsactiviteiten: bank biedt zelf geen producten aan  bank stelt kennis, netwerk
en administratie in dienst van de klant tegen vergoeding (doorgeefluik)
o Geven van advies: advies over financiële zaken rechtstreeks aan de klant, maar ook via
bemiddelaars of adviseurs

Risico’s voor banken:
o Kredietrisico: het risico dat bepaalde geldleners het geleende bedrag niet (kunnen)
terugbetalen (of debiteurenrisico genoemd)
o Renterisico: in het algemeen geldt hoe langer het geld vast staat, hoe hoger de rente
vergoeding  risico voor de bank dat rentemarge kleiner wordt
o Valutarisico: risico dat koers van betreffende muntsoort daalt in euro’s (waardedaling van
de hoofdsom)  rente op financieel tegoed in andere landen of verstrekte krediet in andere
muntsoort
o Liquiditeitsrisico: een bank moet in staat zijn de aangetrokken gelden terug te betalen 
spaargeld is vaak direct opeisbaar door de klant, maar uitgezet krediet kan de bank niet
direct terugvorderen (risico voor tekort aan financiële middelen)
o Marktrisico: bank kan een deel van het aangetrokken (spaar)geld effecten aankopen, de
waarde ervan varieert op de markt  kan voorkomen dat effecten in waarde zijn gedaald
t.o.v. de aankoopprijs

,1.2.2 Verzekeraars (pg. 11)

Een verzekeraar is een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt aan klanten tegen onzekere
voorvallen, waarvoor klanten premie (per maand/kwartaal/jaar) of koopsom (eenmalig bedrag)
betalen.

Bij de systematiek van verzekeren spelen een aantal zaken een rol:
o De wet van de grote aantallen: de totale hoogte van de te verwachten verzekerings-
uitkeringen wordt steeds groter naarmate de groep die zich verzekert groter wordt  de
kans op schade en de gemiddelde schadeomvang
o Herverzekeren: de verzekeraar verzekert een deel van de door hem geaccepteerd risico’s
bij een andere verzekeraar  risico’s boven bepaalde verzekerde bedragen of een
percentage van een verzekerd bedrag
o Reserveren: de omvang van de uit te keren schadebedragen zal van jaar tot jaar fluctueren
welke opgevangen moeten worden  verzekeraars zullen in goede jaren geld reserveren
om in slechte jaren niet te kort te komen

Verzekeraars kunnen samenwerkingsverbanden aangaan om risico’s te spreiden:
o Co-assurantie: het spreiden van risico’s over meerdere verzekeraars  de verzekeraars
zullen elk een evenredig deel van de schade voor hun rekening nemen (bij grote risico’s
zoals een kerncentrale, fabriek, winkelcentrum, vliegtuig etc.)
o Pools: verzekeraars werken samen in een poolverband om bepaalde grote risico’s te
verzekeren  geen rechtstreekse relatie tussen klant en verzekeraar, de klant verzekert zich
via de pool, verzekeraars delen winsten en verliezen van de pool
o Concernvorming: een groep van vennootschappen (dochtermaatschappijen) die onder
een gezamenlijke leiding (moedermaatschappij) staat en als eenheid optreedt  spreiding
van risico’s en schaalvoordelen

1.2.3 Pensioenfondsen (pg. 14)

Pensioenfondsen zorgen hoofdzakelijk voor het financieel product pensioen  ze hebben
altijd te maken met deelnemers en werkgevers
o Deelnemers: werknemers of ex-werknemers die recht hebben op pensioen  betalen
eventueel eigen bijdrage aan werkgever
o Werkgevers: betalen pensioenpremies van deelnemers aan pensioenfondsen, welke
ingehouden van salaris
o Pensioenfonds: keren pensioenen uit aan deelnemers

Pensioenfondsen hebben drie kerntaken:
o Innen van pensioenpremies: pensioenfondsen innen pensioenpremies bij werkgevers 
kan zijn dat werknemer nog eigen bijdrage betaalt aan werkgever
o Beheren van pensioenpremies: pensioenfondsen beleggen de premies  zij kunnen niet
veel risico nemen, premies zijn bestemd voor pensioen van deelnemers
o Uitkeren van pensioenpremies: het uitkeren van pensioengelden aan haar deelnemers

,Communicatie als neventaak:
o Het communiceren over pensioenafspraken naar de deelnemers of ex-deelnemers  het
jaarlijks op de hoogte houden van hun opgebouwde rechten

Pensioenwet (PW)
o Pensioenwet: regels over de uitvoering van het pensioen
o Onderbrengingsplicht: een werkgever die een pensioen toezegt moet de pensioengelden
onderbrengen bij een pensioenfonds  niet binnen eigen onderneming houden

Soorten pensioenfondsen:
o Bedrijfstakpensioenfonds: voor specifieke branche  bouwsector/overheid en onderwijs/
zorgsector
o Ondernemingspensioenfonds: voor specifieke onderneming  Shell/Unilever/Ahold
o Beroepspensioenfonds: voor bepaalde beroepsbeoefenaren van een vrij beroep 
medische specialisten/notarissen/advocaten/huisartsen

* Bij een beroepspensioenfond kan zowel het personeel als de eigenaar van het bedrijf deelnemer
aan het fonds zijn

1.3 Distributie van financiële producten (pg. 15)

Distributie: de financiële zaken naar de klant brengen  wie verkoopt de financiële zaken aan
de klant?

1.3.1 Rechtsreeks verkoop en verkoop via bemiddeling (pg. 16)

o Rechtstreekse verkoop: de aanbieder van een financieel product verkoopt dit product zelf
aan de klant  directe distributie = de aanbieder en de klant
 Kantorennet = kantoren waar ze klanten advies geven
 Direct writing = schriftelijk, telefonisch of elektronisch benaderen

o Verkoop via bemiddeling: de aanbieder biedt zijn producten aan via bemiddeling  via
een tussenpersoon (intermediair)  indirect = de aanbieder, de bemiddelaar en de klant

1.3.2 Distributie naar product (pg. 16)

o Distributie van verzekeringen
 Verzekeraars kunnen rechtstreeks verkopen aan klanten  door loondienstagenten
 Via bemiddeling  door assurantietussenpersonen of gevolmachtigd agenten
 Tussenpersonen als direct writer

o Distributie van consumptieve kredieten
 Rechtstreeks verkopen aan klanten  banken en kredietmaatschappijen, financierings-
maatschappijen, verzekeraars, en de overheid
 Via bemiddeling  door professionele kredietbemiddelaars, assurantietussenpersonen,
leveranciers van duurzame consumptiegoederen, en warenhuizen/winkelketens

,o Distributie van hypothecaire kredieten
 Rechtstreeks verkopen aan klanten  door een geldgever (bank, verzekeraar, of
pensioenfonds)
 Via bemiddeling  door makelaars in onroerend goed, assurantietussenpersonen, of
onafhankelijke hypotheekadviseurs

o Distributie van beleggingen
 Via een broker (bank of commissionair)  execution only, advies, en vermogensbeheer

1.4 Toezicht op de financieel dienstverleners (pg. 19)

De toezichthouders en hun taken staan beschreven in wetgeving:
o Functioneel toezicht: toezicht op het functioneren van het financiële stelsel
o Strafrechtelijk toezicht: controleert op strafrechtelijke feiten

1.4.1 Functioneel toezicht (pg. 19)

Functioneel toezichthouders
o Minister van Financiën: hoofdverantwoordelijk voor functioneren financiële stelsel
o Autoriteit Financiële Markten (AFM):
 Gedragstoezicht  gedrag van financieel dienstverleners richting consument
o De Nederlandsche Bank (DNB):
 Prudentieel toezicht  voorkomen faillissementen van financiële instellingen
 Systeemtoezicht  stabiliteit van financieel systeem

Gedragstoezicht door de AFM
o Toezicht op de financiële dienstverlening: financiële dienstverleners moeten handelen in
het belang van hun klant
 Juiste, begrijpelijke, en niet misleidende informatie verstrekken aan de klant
 Alleen producten verkopen of er in bemiddelen waarvoor ze vergunning hebben
o Toezicht op de handel in effecten: financiële ondernemingen die op de beurs in effecten
handelen, moeten zich aan bepaalde regels houden
 Voor bedrijven die in effecten handelen en effecten uitgeven
 Voor accountants die de boekhouding voor deze bedrijven controleren
 Toezicht op handelen met voorkennis  koersgevoelige informatie die niet bij iedereen
bekend is

Prudentieel toezicht door DNB (bedrijfseconomie toezicht)
o Prudentieel toezicht: een financieel dienstverlener de afgesproken betalingsverplichtingen
kan nakomen  het risico op faillissementen verkleinen
 Als een klant binnen een aantal jaren een bedrag krijgt uitgekeerd en de desbetreffende
verzekeraar gaat failliet  financiële gevolgen voor de klant
 DNB maakt verschil tussen kredietinstellingen, verzekeraars, pensioenfondsen, effecten-
en beleggingsinstellingen, en grenswisselkantoren

, 1.4.2 Solvency II: toezicht op de verzekeringsmarkt (pg. 21)

Doelstellingen Solvency II:
o Verzekeraars hebben voldoende geld in kas om verzekeringsclaims uit te kunnen betalen
o Verzekeringsnemers worden beschermd tegen mogelijk faillissement van de verzekeraar
o Toezichthouders hebben meer inzicht in bedrijfsvoering van verzekeraars  maatregelen
o Het vertrouwen in de financiële sector wordt hersteld

De drie pijlers van Solvency II: verzekeraars moeten zich aan strenge eisen houden
o Pijler 1: kapitaaleisen op basis van risico’s
 Verzekeraars moeten voldoende reserves hebben om aan hun verplichtingen te
kunnen blijven voldoen
 Marktrente  bij een lage rentestand moet een hogere reserve worden aangehouden
 Hoogte van reserves is ook afhankelijk van specifieke risico’s
o Pijler 2: governance en organisatie
 Eisen aan de bedrijfsvoering (governance) van verzekeraars  het verplicht aanwezig
zijn van speciale functies en het moeten volgen van bepaalde bedrijfsprocessen/
controles
o Pijler 3: rapportage en verantwoording
 Jaarlijks openheid van zaken geven over hun financiële huishouding  aangeven of ze
nog steeds aan hun verplichtingen kunnen voldoen (solvabiliteitspositie)

Vrijstelling van Solvency II
o Solvency II Basic:
 Kleine verzekeraars met bruto premie-inkomsten van minder dan 5 miljoen per jaar en
technische voorzieningen van minder dan 25 miljoen
 Natura-uitvaartverzekeraars met bruto premie-inkomsten van minder dan 5 miljoen per
jaar en technische voorzieningen van minder dan 25 miljoen
o Volledige vrijstelling:
 Kleine verzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars met bruto premie-inkomsten van
minder dan 2 miljoen per jaar en technische voorzieningen van niet meer dan 10 miljoen
 DNB houdt geen toezicht op deze verzekeraars  om risico te beperken voor
verzekeringsnemers, geldt een maximale dekking per verzekerd object/leven van
€12.500

Systeemtoezicht door DNB
o Systeemtoezicht: het voorkomen van zogeheten systeemrisico’s  problemen binnen een
financiële instelling of markt die leiden tot economisch verlies of tot het verlies van
vertrouwen in het financiële stelsel
 Domino-effect  het risico dat problemen bij een deelnemer aan het systeem
doorwerken naar andere onderdelen van de financiële sector
€7,99
Krijg toegang tot het volledige document:
Gekocht door 14 studenten

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Beoordelingen van geverifieerde kopers

Alle 4 reviews worden weergegeven
9 jaar geleden

9 jaar geleden

9 jaar geleden

9 jaar geleden

4,8

4 beoordelingen

5
3
4
1
3
0
2
0
1
0
Betrouwbare reviews op Stuvia

Alle beoordelingen zijn geschreven door echte Stuvia-gebruikers na geverifieerde aankopen.

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
marvie90 Radboud Universiteit Nijmegen
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
195
Lid sinds
11 jaar
Aantal volgers
136
Documenten
2
Laatst verkocht
2 jaar geleden

3,6

39 beoordelingen

5
11
4
14
3
7
2
1
1
6

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen