Samenvatting Goederenrecht
Week 1
Aftrap privaatrecht
Doel van het recht: brengen van mensen in toestand van rechtvaardigheid en
rust in hun onderlinge verhouding.
-ordenen van menselijk gedrag door stellen van rechtsregels
-handhaven van gestelde rechtsregels
Publiekrecht: Tussen burgers en overheid.
Staatsrecht
Belastingrecht
Bestuursrecht
Privaatrecht: Recht tussen burgers onderling. (Koop, Betrekking huwelijk, of
kinderen.)
Personen of familie recht
Erfrecht
Positieve recht= geldende recht
-Materieel recht: De inhoud, normen, Wat.
-Burgerlijk wetboek
-Wetboek van koophandel
-Formeel recht: Het recht krijgen, Hoe.
-Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
2 betekenissen van het recht:
1. Recht in objectieve zin=recht zoals dat geld op een bepaalde tijd en plaats.
2. Recht in subjectieve zin=eigendomsrecht, het is van mij.
Gelaagde structuur bw
Bijzonder gaat voor algemeen, boek 6 gaat voor boek 1.
Uitgangspunt: algemeen —> bijzonder
Boek
Titel
Afdeling
Artikel
,Wie en wat in het privaatrecht
Rechtssubject: Een mens of een rechtspersoon, een drager van rechten of
verplichtingen. (Rechtspersonen: NV, BV)
Rechtsobject: Dat waar ik recht op heb. Onderwerp.
Vermogensrecht
Absolute vermogensrechten: Goederenrecht
-Relatie tussen rechtssubject en rechtsobject.
Relatieve vermogensrecht: Verbintenissenrecht
-Recht wat geld tussen twee mensen.
-Relatie tussen rechtssubjecten.
Blok 1: goederen recht, verbintenis recht.
Blok 2: Bijzondere overeenkomsten, Praktijkopdracht privaatrecht.
Beginselen privaatrecht p36
Contractvrijheid: alles mag worden afgesproken tenzij het bij de wet verboden
is.
Vormvrijheid: je mag zelf afspreken zoals je zelf wilt tenzij de wetgever dit
verbied
Redelijkheid en billijkheid: Eerlijke overeenkomst
Bijzonder gaat voor algemeen
Overeenkomst —> meerzijdige rechtshandeling
-Verbintenis —> recht + plicht (arbeid, Loon betalen)
-Verbintenis —> recht + plicht (loon arbeid)
6: 217 BW
R) Rechtsgevolg, totstandkoming
=overeenkomst
T) Criteria/bestanddeel/ voorwaarde
1. Aanbod
2. Aanvaarding daarvan
C) tussenconclusie
Hoofdstuk 1
Goederen, zaken en vermogensrechten
Goederen: Alle zaken en alle vermogensrechten. Art 3:1 BW
BW: Zaken zijn de voor menselijk beheersing vatbare stoffelijke objecten.
, -Vermogensrechten: Rechten met een waarde die in geld is uit te
drukken. Art 3:6 BW
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht
overdraagbaar zijn
2. Die er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel
3 categorieën vermogensrechten:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht
overdraagbaar zijn.
2. Rechten die er toe strekken de rechthebbende stoffelijke
voordeel te verschaffen.
3. Rechten die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het
vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Goederentrein zitten alleen maar zaken.
-Zaken: Alle vatbare stoffelijke objecten (iets dat je kan vastpakken), voor
menselijke beheersing vatbaar. Art 3:2 BW
1. Voor menselijke beheersing vatbaar
2. Een stoffelijk object (voorwerp uit een bepaald materiaal)
Roerende en onroerende zaken
Roerende zaken: Zaken die verplaatsbaar zijn. (woonboot) Art 3:3 lid
2 BW
Onroerende zaken: Zaken die niet verplaatsbaar zijn. (Grond of
duurzaam met de grond verenigden). Art 3:3 lid 1 BW
Dieren zijn geen zaken maar worden wel behandeld als zaken. Art 3:2 lid 1BW
Hoofdzaak en bestanddeel
Zaken kunnen voorts worden onderscheiden in:
-Hoofdzaken/ zelfstandige zaak:
-Bestanddelen: Art 3:4 BW
1. Een zaak die volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een andere
zaak.
2. Een zaak die zodanig met een andere zaak is verbonden, dat deze niet
zomaar van de andere zaak is los te maken.
Vormen een geheel.
Registergoederen en niet-registergoederen
Goederen kunnen worden onderverdeeld in:
Week 1
Aftrap privaatrecht
Doel van het recht: brengen van mensen in toestand van rechtvaardigheid en
rust in hun onderlinge verhouding.
-ordenen van menselijk gedrag door stellen van rechtsregels
-handhaven van gestelde rechtsregels
Publiekrecht: Tussen burgers en overheid.
Staatsrecht
Belastingrecht
Bestuursrecht
Privaatrecht: Recht tussen burgers onderling. (Koop, Betrekking huwelijk, of
kinderen.)
Personen of familie recht
Erfrecht
Positieve recht= geldende recht
-Materieel recht: De inhoud, normen, Wat.
-Burgerlijk wetboek
-Wetboek van koophandel
-Formeel recht: Het recht krijgen, Hoe.
-Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
2 betekenissen van het recht:
1. Recht in objectieve zin=recht zoals dat geld op een bepaalde tijd en plaats.
2. Recht in subjectieve zin=eigendomsrecht, het is van mij.
Gelaagde structuur bw
Bijzonder gaat voor algemeen, boek 6 gaat voor boek 1.
Uitgangspunt: algemeen —> bijzonder
Boek
Titel
Afdeling
Artikel
,Wie en wat in het privaatrecht
Rechtssubject: Een mens of een rechtspersoon, een drager van rechten of
verplichtingen. (Rechtspersonen: NV, BV)
Rechtsobject: Dat waar ik recht op heb. Onderwerp.
Vermogensrecht
Absolute vermogensrechten: Goederenrecht
-Relatie tussen rechtssubject en rechtsobject.
Relatieve vermogensrecht: Verbintenissenrecht
-Recht wat geld tussen twee mensen.
-Relatie tussen rechtssubjecten.
Blok 1: goederen recht, verbintenis recht.
Blok 2: Bijzondere overeenkomsten, Praktijkopdracht privaatrecht.
Beginselen privaatrecht p36
Contractvrijheid: alles mag worden afgesproken tenzij het bij de wet verboden
is.
Vormvrijheid: je mag zelf afspreken zoals je zelf wilt tenzij de wetgever dit
verbied
Redelijkheid en billijkheid: Eerlijke overeenkomst
Bijzonder gaat voor algemeen
Overeenkomst —> meerzijdige rechtshandeling
-Verbintenis —> recht + plicht (arbeid, Loon betalen)
-Verbintenis —> recht + plicht (loon arbeid)
6: 217 BW
R) Rechtsgevolg, totstandkoming
=overeenkomst
T) Criteria/bestanddeel/ voorwaarde
1. Aanbod
2. Aanvaarding daarvan
C) tussenconclusie
Hoofdstuk 1
Goederen, zaken en vermogensrechten
Goederen: Alle zaken en alle vermogensrechten. Art 3:1 BW
BW: Zaken zijn de voor menselijk beheersing vatbare stoffelijke objecten.
, -Vermogensrechten: Rechten met een waarde die in geld is uit te
drukken. Art 3:6 BW
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht
overdraagbaar zijn
2. Die er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel
3 categorieën vermogensrechten:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht
overdraagbaar zijn.
2. Rechten die er toe strekken de rechthebbende stoffelijke
voordeel te verschaffen.
3. Rechten die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het
vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Goederentrein zitten alleen maar zaken.
-Zaken: Alle vatbare stoffelijke objecten (iets dat je kan vastpakken), voor
menselijke beheersing vatbaar. Art 3:2 BW
1. Voor menselijke beheersing vatbaar
2. Een stoffelijk object (voorwerp uit een bepaald materiaal)
Roerende en onroerende zaken
Roerende zaken: Zaken die verplaatsbaar zijn. (woonboot) Art 3:3 lid
2 BW
Onroerende zaken: Zaken die niet verplaatsbaar zijn. (Grond of
duurzaam met de grond verenigden). Art 3:3 lid 1 BW
Dieren zijn geen zaken maar worden wel behandeld als zaken. Art 3:2 lid 1BW
Hoofdzaak en bestanddeel
Zaken kunnen voorts worden onderscheiden in:
-Hoofdzaken/ zelfstandige zaak:
-Bestanddelen: Art 3:4 BW
1. Een zaak die volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een andere
zaak.
2. Een zaak die zodanig met een andere zaak is verbonden, dat deze niet
zomaar van de andere zaak is los te maken.
Vormen een geheel.
Registergoederen en niet-registergoederen
Goederen kunnen worden onderverdeeld in: