Samenvatting Belastingrecht voor Bachelors en Masters Theorieboek, ISBN: 9789463173209 jaarverslaggeving en fiscale winstbepaling

Samenvatting Belastingrecht

Door: Gwen Dokter

,H1 algemene inleiding

Inkomstenbronnen van overheid

1. Belasting
2. Retributies(bv. Rijbewijs)
3. Sociale premies
a. Premie volksverzekeringen (AOW)
b. Premies werknemersverzekering (WW)
4. Overige inkomsten (zoals verkoop gas)



- Publiekrecht is verhouding tussen overheid en burgers
- Privaatrecht is verhouding tussen burgers onderling.



- Materieel recht: de wijze waarop moet worden bepaald hoeveel belasting er verschuldigd is.
- Formeel recht: gaat over verhouding Belastingdienst-belastingplichtige. Bv. Aangifteplicht



1. Wetgeving voor centrale overheid en lagere overheden
2. Directe en indirecte belasting
a. Direct: belasting geheven bij degene die belasting in portemonnee.
b. Indirect: voor wie belasting is geheven, zijn betaling doorbelasten naar een
ander. Bv. Omzetbelasting. Dit betaald klant indirect
3. Tijdstip- en tijdvakbelasting
4. Aanslag- en aangiftebelasting
a. Aanslag: dient belastingplichtige zijn aangifte in bij Belastingdienst  aangifte
verwerkt en belastingaanslag opgelegd  pas nadat belastingplichtige aanslag
ontvangen, dan verschuldigde belasting betalen. (bv. Inkomstenbelasting)
b. Aangifte: belastingplichtige doet aangifte, maar eerst betalen op moment van
aangifte (bv. Loonbelasting)
5. Subjectieve en objectieve belastingen (subject=persoon, object=voorwerp)



1. Draagkrachtbeginsel: hoe hoger inkomen, hoe meer belasting
2. Profijtbeginsel: bv. Onderwijs: dit heeft nut voor iedereen
3. Beginsel van de minste pijn: bv. De ingehouden loonbelasting is voorheffing op uiteindelijk
verschuldigde inkomstenbelasting (de belastingplichtige ziet niet wat voor belasting)
4. Beginsel van bevoorrechte verkrijging: bv. Loterijwinst of erfenis.



- Verticale werking(van grondrecht): de bescherming in relatie tussen overheid en burger.
- Horizontale werking: handhaving van grondrechten tussen burgers en/of rechtspersonen
onderling.

,- Wetten maken duurt relatief lang, uitvoeringsbesluit of uitvoeringsregeling minder formeel
en dus minder lang  mag niet in strijd zijn met de wet.

- Als wet tot stand, dan toelichting om onduidelijkheden te voorkomen.  als niet duidelijk
staatssecretaris van Financiën besluit aangeven hoe hij denkt dat wetgeving moet worden
uitgelegd.  worden ook wel pseudowetgeving genoemd.

- Partijen binnen het belastingrecht
1. Wetgever
 2e kamer kan wetvoorstellen indienen/wijzigen. 1 ste kamer kan wetvoorstellen
goedkeuren.
2. Belastingdienst
 Compliance: houdt in dat belastingplichtige, de regelgeving zo veel mogelijk uit zichzelf
nakomt 
o Horizontaal toezicht: gebaseerd op aanname dat aangifte deskundig en correct
zijn.
3. Belastingplichtige
 Iedere belastingplichtige heeft bepaalde rechten en plichten  terug te vinden in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), en Algemene wet bestuursrecht (Awb)
4. Belastingadviseur
5. Belastingrechter

, H3 Raamwerk Wet IB
Belastingplicht
- Binnenlandse belastingplichtigen(inkomen vanuit buitenland): betalen NL
inkomstenbelasting (woonplaatsbeginsel)
- Buitenlandse belastingplichtigen(inkomen in NL, wonen buitenland): slechts belastingplichtig
over deel dat ze uit NL hebben genoten. (bronstaatbeginsel)
o kan leiden tot dubbele belastingheffing

- fiscale woonplaats wordt bepaald door sociaal economisch middelpunt
- Wet IB kent 2 woonplaatsficties
1. Als binnen jaar weer terug in NL, dan binnenlands belastingplichtig, behalve als
bij een lidstaat van de EU of echt in buitenland gewoond.
2. Diplomatenfictie: NL ambtenaar in buitenland gaan werken, voor bepaalde
voorwaarden geacht in NL te zijn blijven wonen.


Inkomen en tarieven
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Het verschuldigde percentage aan inkomstenbelasting over eerste twee schijven wordt verhoogd
met premie volksverzekeringen  dit samen met de tarieven vormt de inkomensheffing
Zie VB blz 89
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Aandelenbelang van min 5% in een rechtspersoon, heb je te maken met belastingheffing box 2:
26,90%.
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
- Als je privé een behoorlijk vermogen bezit, moet je inkomstenbelasting voldoen.
- Belasting in box 3 is 31%.

- Verzamelinkomsten zijn inkomen uit werk en woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang
en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.

Heffingskortingen
- Eerst verschuldigde belasting per box berekend.  dan verschuldigde inkomstenbelasting
gelijk aan som van belasting die in verschillende boxen zijn uitgerekend  dit wordt
vermeerderd met verschuldigde premie volksverzekeringen, op bv. AOW, Anw, en Wlz.
- Op Algemene Kinderbijslagwet geen premie geheven.
- Premie-inkomen is gelijk aan belastbaar inkomen.
- Premie-inkomen=belastbaar inkomen in box 1  max. 35.472
 Op gecombineerde inkomensheffing is som van tarief voor inkomstenbelasting en
premiepercentage voor de volksverzekeringen.
 Op gecombineerde inkomensheffing wordt gecombineerde heffingskorting
toegepast (art. 8,1 t/m 8.19 Wet IB)
o Nooit meer uitbetaling heffingskorting dan verschuldigd is, tenzij fiscaal partner
 Diegene die minder verdient, vragen de kortingen aan via diegene die veel verdient
 Uitbetalen van deze kortingen, worden afgebouwd naar nihil in 2023.