deeltoets A
Voorbeeldvraag
1. Welke factor behoort niet tot de big 5?
A. Neuroticism
B. Openness
C. Capricious
D. Conscientiousness
1. Antwoord vraag 1: Welke factor behoort niet tot de big 5?
A. Neuroticism
B. Openness
C. Capricious
D. Conscientiousness
Antwoord: D is het goede antwoord
Verklaring: capricious betekent wispelturig. Deze karaktereigenschap behoort niet
tot één van de factoren van de big 5.
Antwoord A is fout, want neuroticime is één van de factoren van de big 5. Er is dan
sprake van stabiliteit of neuroticisme.
Antwoord B is fout, want openheid is één van de factoren van de big 5. Een persoon
kan openstaan voor ervaringen of juist gesloten zijn voor ervaringen.
Antwoord D is fout, want zorgvuldigheid is één van de factoren van de big 5. Een
persoon kan zorgvuldig of juist onzorgvuldig zijn.
Een vierde factor van de big 5 is agreeableness (vriendelijkheid). Een persoon kan
hulpvaardig of juist eigengericht zijn.
Een vijfde factor van de big 5 is extraversion (extraversie). Een persoon kan dan een
extravert of introvert zijn.
, 2. In welke fase van het ontwikkelingsstadia van Freud hebben jongens
seksuele verlangens naar hun moeder en willen ze hun vader
elimineren?
A. Latente fase
B. Genitale fase
C. Fallische fase
D. Orale fase
3. Volgens welke psychologische behandeling is de oorzaak van het
probleem de onrealistische negatieve gedachten of interpretaties van
een persoon?
A. Cognitieve gedragstherapie
B. Psychoanalytische therapie
C. Gedragstherapie
4. In welk gebied van de hersenen wordt het zicht gereguleerd?
A. Temporaal kwab
B. Pariëtaal kwab
C. Frontaal kwab
D. Occipitaal kwab
5. Bij welke stoornis heeft een persoon problemen met het herkennen van
gezichten?
A. Prosopagnosie
B. Anosognosie
C. Visuele agnosie
D. Delirium
6. Welke ‘need’ van Maslow is volgens Alderder geen belangrijke need?
A. Self-actualization
B. Esteem
C. Physiological
D. Belongingness and love