Leerstof verwerken:
Deel 2 antwoorden
BIOgenie 5.2
Deel 1 De cel: basiseenheid van leven
Thema 1 Functionele morfologie van de cel
1 Voer bij alle foto’s de volgende opdrachten uit:
a Benoem de aangeduide celstructuur/celstructuren of onderdelen ervan.
b Behoort de celstructuur tot een plantencel, een dierlijke cel of tot beide?
foto A foto B foto C
a 1 kernmembraan a 1 microtubuli a 1 thylakoïd
2 euchromatine 2 celkern 2 stroma
3 heterochromatine 3 granum
4 Golgi-apparaat
5 nucleolus
b beide b beide b plantencel
foto D foto E foto F
a 1 S.E.R. a 1 centriolen a 1 Golgi-apparaat
2 R.E.R.
3 mitochondrion
b beide b dierlijke cel b beide
foto G foto H foto I
a 1 ribosomen a 1 vacuole a 1 celwand
2 celwand 2 zetmeelkorrel
3 tonoplast
b beide b plantencel b plantencel
2 Rangschik de volgende organellen van groot naar klein: chloroplast, ribosoom, mitochondrion, lysosoom,
celkern, centriool.
Celkern > chloroplast > mitochondrion > lysosoom > centriool > ribosoom
3 Er is een verband tussen het aantal mitochondriën en de activiteitsgraad van een cel. Leg uit.
Hoe actiever de cel, hoe meer mitochondriën, want mitochondriën zorgen voor de energievoorziening.
4 Noem 3 structuren die een plantencel stevigheid bezorgen.
Celwand, vacuole, cytoskelet
5 De cellen van de traanklier scheiden met het traanvocht een enzym (een proteïne) af, dat bacteriën doodt.
a Waar in de cel bevindt zich de informatie voor de synthese van die proteïne?
Die informatie bevindt zich in het DNA in de celkern.
b Beschrijf de weg vanaf de syntheseplaats tot de plaats waar het enzym vrijkomt uit de kliercel.
R.E.R. ∏ transportblaasjes ∏ Golgi-apparaat ∏ secretieblaasjes ∏ celmembraan
Leerstof verwerken: antwoorden 15
Deel 2 antwoorden
BIOgenie 5.2
Deel 1 De cel: basiseenheid van leven
Thema 1 Functionele morfologie van de cel
1 Voer bij alle foto’s de volgende opdrachten uit:
a Benoem de aangeduide celstructuur/celstructuren of onderdelen ervan.
b Behoort de celstructuur tot een plantencel, een dierlijke cel of tot beide?
foto A foto B foto C
a 1 kernmembraan a 1 microtubuli a 1 thylakoïd
2 euchromatine 2 celkern 2 stroma
3 heterochromatine 3 granum
4 Golgi-apparaat
5 nucleolus
b beide b beide b plantencel
foto D foto E foto F
a 1 S.E.R. a 1 centriolen a 1 Golgi-apparaat
2 R.E.R.
3 mitochondrion
b beide b dierlijke cel b beide
foto G foto H foto I
a 1 ribosomen a 1 vacuole a 1 celwand
2 celwand 2 zetmeelkorrel
3 tonoplast
b beide b plantencel b plantencel
2 Rangschik de volgende organellen van groot naar klein: chloroplast, ribosoom, mitochondrion, lysosoom,
celkern, centriool.
Celkern > chloroplast > mitochondrion > lysosoom > centriool > ribosoom
3 Er is een verband tussen het aantal mitochondriën en de activiteitsgraad van een cel. Leg uit.
Hoe actiever de cel, hoe meer mitochondriën, want mitochondriën zorgen voor de energievoorziening.
4 Noem 3 structuren die een plantencel stevigheid bezorgen.
Celwand, vacuole, cytoskelet
5 De cellen van de traanklier scheiden met het traanvocht een enzym (een proteïne) af, dat bacteriën doodt.
a Waar in de cel bevindt zich de informatie voor de synthese van die proteïne?
Die informatie bevindt zich in het DNA in de celkern.
b Beschrijf de weg vanaf de syntheseplaats tot de plaats waar het enzym vrijkomt uit de kliercel.
R.E.R. ∏ transportblaasjes ∏ Golgi-apparaat ∏ secretieblaasjes ∏ celmembraan
Leerstof verwerken: antwoorden 15