Algemene Opleiding Bankbedrijf
Deel 1: Inhoudelijke studiestof.
De samenvatting van AOB bestaat uit twee onderdelen, welke apart te verkrijgen zijn
op Stuvia.
Deel 1: inhoudelijke studiestof.
Deel 2: berekeningen.
Note: de hoofdstuknummers kloppen soms niet helemaal – geen zorgen – in deze
samenvatting wordt alle studiestof doorlopen.
, 2
DEEL A: KERNACTIVITEITEN VAN DE BANK
Hoofdstuk 1: Het bankwezen in Nederland.
Instellingen waarvoor het aantrekken en uitzetten van geld een afgeleide functie is, heten
institutionele beleggers.
Transformatiefunctie bank -> overschot/tekort huishouding managen.
Bankierseed moet bijdrage leveren aan herstel van maatschappelijk vertrouwen in de financiële
sector. Is voor elke financiële dienstverlener.
Depositogarantstelsel -> per 2011 €100.000,- per rekeninghouder per bank. Indien de
rekeninghouder ook andere leningen of hypotheek heeft, worden deze gelden verrekend. Stel;
€200.000,- hypotheek en €50.000,- dan worden de spaargelden eerst verrekend.
Deposito garantstelsel geldt niet voor beleggingen, maar het beleggerscompensatiestelsel.
Hoofdstuk 2: Particuliere dienstverlening.
Gewone particuliere relaties -> inkomen < 100.000 en een groot vermogen.
Vermogende particuliere relaties -> inkomen >100.000 en/of groot vermogen.
Verschil spaarrekening met vaste looptijd en depositorekening?
Depositorekening over het algemeen kortere looptijd. Depositorekening grote spaarbedragen.
Verschil sparen en beleggen is dat er bij sparen geen (tussentijds) koersrisico wordt gelopen en bij
beleggen wel.
Beleggen, drie factoren die een rol spelen: liquiditeit, rendement en risico.
Bankdiensten op het gebied van beleggen: bemiddelen, adviseren, beheren, analyseren en bewaren
(Custody).
Hoofdstuk 3: zakelijke dienstverlening.
Zakelijke markt onder te delen in MKB (Retail Banking), Groot-bedrijf, Corporates (Wholesale
Banking).
Bankdiensten aan zakelijke relaties:
*Kredietverlening.
*Producten om overtollige liquiditeiten weg te zetten
*Betaaldiensten
*Bemiddelings- en adviesdiensten
Bulletlening: ineens opnemen en ineens aflossen.
Kasgeldlening: vaste bedragen, looptijd 1 week tot 1 jaar. Financieringshoogte meestal boven
€500.000.
Syndicaatlening: middellange lening verstrekt door meerdere banken samen.
Bij risicovolle, maar kansrijke ondernemingen geven banken vaak de voorkeur aan een participatie
boven een bankkrediet, omdat ze zo kan meeprofiteren van gunstige ontwikkelingen..
Mezzanine financiering: achtergestelde lening -> verstrekt aan organisaties met goed vooruitzicht en
klein EV.
Commitmentfinancieringen – off-balance.
Overschot liquiditeiten
1. Deposito (1 wk – 12 mnd)
, 3
- Vaste looptijd, vaste rente -> dus niet direct opneembaar.
2. Certificates of deposit
- Direct opneembaar, kortlopend, waarde fluctueert per dag (dus waarde niet zeker).
3. Geldmarktfondsen
- Beleggen in kortlopende schuldfondsen, direct opneembaar, lager kredietrisico, lager rendement.
Documentair accreditief: wordt ingezet om risico van wanbetaling bij exporttransacties te
verkleinen. Het is een beschikbaarstelling van geld (wordt gereserveerd). Bank betaalt uit bij bewijs
van levering goederen.
Taken cashmanager
* Saldobeheer > Renteresultaat optimaliseren
* Cashpool > Saldi concentreren
* Liquiditeitenbeheer > beheren liquiditeitsposities die langere tijd bestaan
* Geldstromenbeheer > verminderen betalingen, transactiekosten, uitgaande betalingen, versnellen
binnenkomende betalingen.
Netting system: administratief systeem waarbij tegengestelde betaalstromen worden
gecompenseerd.
Investment banking/merchant banking: alle activiteiten van de bank op het gebied van emissies en
introducties door zakelijke relaties en op het gebied van fusies en overnames.
Medium term notes: rentedragende waardepapieren met lange(!) looptijd uitgegeven in een
programma. Uitgeven van notes is trekking.
Voordeel medium term notes: relatief gemakkelijk.
Nadeel: verhandelbaarheid minder dan bij obligaties.
Commercial paper: rentedragend waardepapier met een looptijd van maximaal 2 jaar, uitgegeven
onder een programma.
Bij een overgenomen emissie garandeert de bank een bepaalde emissieopbrengst. Ze koopt de
waardepapieren en plaatst ze in de markt.
Bank loopt plaatsingsrisico.
Bij een syndicaat worden er meerdere banken ingeschakeld: leadmanagers, underwriters en sellers.
Guichet-emissie: als geen enkele bank de emissie overneemt.
Voor een overbruggingskrediet ontvangt de bank 2x inkomsten: provisie voor advies en rente over
het overbruggingskrediet.
Asset management: banken beheren vermogens voor rekening en risico van zakelijke klanten.
Financieel risicobeheer: beheersen van rente- en valutarisico’s.
*Valutarisico’s: risico van schommeling in de koersen van vreemde valuta’s:
1. Translatierisico: risico dat de valutaschommelingen de waarde van een onderneming nadelig
beïnvloeden; wanneer activa aanwezig zijn, die luiden in een bepaalde valuta, maar er geen passiva
aanwezig zijn die luiden in dezelfde valuta -> (activa/passiva)
2. Transactierisico: risico dat de winst van een onderneming wordt aangetast doordat de inkoop- of
verkoopprijzen nadelig worden beïnvloed; bij betaling in vreemde valuta bij im-of export ->
inkoop/verkoop)
*Renterisico: risico dat schommeling in het niveau van de rente een negatieve invloed heeft ->
(rente).